201311014/4/R3.
Datum beslissing: 17 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ecologisch Kennis Centrum B.V., gevestigd te Sint-Oedenrode, en anderen,
verzoekers,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2014, hebben het Ecologisch Kennis Centrum en anderen verzocht om wraking van mr. J.C. Kranenburg (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling bij de behandeling van de zaak nr. 201311014/1/R3 (hierna: de zaak).
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
De Afdeling heeft op 17 oktober 2014 het wrakingsverzoek ter zitting aan de orde gesteld, waar geen der partijen is verschenen.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 17 oktober 2014 heeft de Afdeling het Ecologisch Kennis Centrum en anderen, voor zover het betreft de Stichting Administratiekantoor [naam] Holding B.V., in het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek, voor zover ontvankelijk, afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Het verzoek is mede door de Stichting Administratiekantoor [naam] Holding B.V. ingediend, die geen partij is in de zaak. Derhalve dient het Ecologisch Kennis Centrum en anderen, voor zover het betreft de Stichting Administratiekantoor [naam] Holding B.V., in het verzoek om wraking van de staatsraad met betrekking tot de zaak niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. Het Ecologisch Kennis Centrum en anderen hebben aan hun verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat de behandeling van de zaak op de zitting op 20 oktober 2014 ten onrechte niet op hun verzoek is uitgesteld. Daartoe voeren zij aan dat A.M.L. van Rooij deze zitting onmogelijk kan bijwonen vanwege een gelijktijdige behandeling van een andere zitting bij het Hof van beroep te Antwerpen.
3. De Afdeling stelt voorop dat de ratio van het instituut van wraking blijkens de wetsgeschiedenis is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond dient dan ook gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt.
De beslissing van de staatsraad om het verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting van de zaak niet in te willigen (hierna: de beslissing) kan als zodanig in een wrakingsprocedure niet ter beoordeling staan. Het instituut van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen te worden aangewend. Met de beslissing is beoogd de goede procesgang te bewaken. Niet is gebleken dat door het enkele feit dat de beslissing is genomen op enigerlei wijze sprake is van een feit of omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ook anderszins is er geen enkel aanknopingspunt dat de vrees kan rechtvaardigen dat de staatsraad niet in onpartijdigheid haar oordeel in de zaak zal vormen.
4. Gelet op het voorgaande dient het verzoek, voor zover ontvankelijk, te worden afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bongertman
voorzitter griffier
709.