201402429/1/R1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Enschede,
2. [appellant sub 2], wonend te Enschede,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Schipholtstraat 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2014, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door C.W. Otten-Harmsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft betrekking op gronden gelegen op de zuidoosthoek van de Schipholtstraat en de Broekheenseweg en maakt de bouw van maximaal acht woningen met bijbehorende voorzieningen mogelijk.
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het mogelijk maken van woningbouw ter plaatse in strijd is met de uitgangspunten van de nota "Koersdocument ten behoeve van herprioritering van projecten" (hierna: Stedelijke Koers). Het gaat in dit geval volgens hen niet om inbreiding en het betreft grote kavels die ver weg van de voorzieningen zijn gelegen.
3.1. De raad stelt dat de locatie kan worden gezien als een inbreidingslocatie. Volgens de raad vragen kavelzoekenden in het huidige economische klimaat om kleinere kavels met een oppervlakte tot 500 m2 op stedelijke locaties waar men de voordelen van de bestaande stad heeft. Hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan past binnen de uitgangspunten van de Stedelijke Koers. Het betoog faalt.
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat niet is aangetoond dat er behoefte is aan de bouwkavels waarin het plan voorziet.
4.1. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in de behoefte aan woningbouw conform het in de gemeente vigerende beleid. De enkele door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gestelde omstandigheid dat in 2013 maar 15 kavels zijn verkocht binnen de gemeente, terwijl op 15 april 2014 nog 89 kavels beschikbaar waren, is onvoldoende voor een ander oordeel. Het betoog faalt.
5. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat hun woon- en leefklimaat door de bouw van de woningen onaanvaardbaar zal worden aangetast, overweegt de Afdeling als volgt. Op grond van het vorige plan was aan het desbetreffende gebied een woonbestemming zonder bouwvlakken toegekend. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. Er bestaat derhalve geen blijvend recht op een vrij uitzicht. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Aan delen van het plangebied is een groenbestemming toegekend, waardoor het zicht op de te bouwen woningen zal worden beperkt. Voorts is vanaf het perceel van [appellant sub 1] slechts zijdelings zicht op het plangebied, waarbij de afstand tot het dichtstbijzijnde bouwvlak ruim 70 m bedraagt. Het perceel van [appellant sub 2] grenst weliswaar aan het plangebied, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de situering en de afmetingen van de voorziene woningen een onevenredige inbreuk op haar privacy zullen betekenen. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgt. Het betoog faalt.
6. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat zij erop mocht vertrouwen dat ter plaatse niet gebouwd zou worden, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat ter plaatse niet in woningbouw zou worden voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld. Daarbij is in aanmerking genomen dat [appellant sub 2] zes jaar geleden haar woning heeft betrokken en al vanaf 1996 voor het plangebied een woonbestemming gold.
7. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014
91.