ECLI:NL:RVS:2014:381
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- J.C. Kranenburg
- N.S.J. Koeman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag tegemoetkoming in planschade door college van burgemeester en wethouders van Oss
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 27 december 2011 het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een tegemoetkoming in planschade ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Oss had op 9 november 2010 de aanvraag van [appellant] afgewezen. Na een aantal tussenuitspaken, waarin werd vastgesteld dat eerdere besluiten niet zorgvuldig waren voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 februari 2014 uitspraak gedaan. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het college van burgemeester en wethouders van Oss werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van zowel [appellant] als [belanghebbende].
De Afdeling oordeelde dat het besluit van 17 februari 2011, waarin het college het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaarde, in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook het besluit van 21 februari 2013, dat een tegemoetkoming in planschade van € 10.000,00 toekende, werd vernietigd omdat het college niet had voldaan aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering. De Afdeling oordeelde dat de schade die [appellant] had geleden door de planologische ontwikkelingen in de omgeving van zijn woning niet onder het normale maatschappelijke risico viel, en dat de adviezen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) niet voldoende onderbouwd waren.
De uitspraak van de Raad van State benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om besluiten goed te motiveren, vooral wanneer het gaat om aanvragen voor tegemoetkomingen in planschade. De uitspraak heeft ook implicaties voor de manier waarop gemeenten omgaan met plannen die invloed hebben op de waarde van onroerend goed.