ECLI:NL:RVS:2014:380
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
Op 30 januari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 10 december 2013 waren afgewezen. De rechtbank had op 10 januari 2014 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelden.
In de uitspraak van de Raad van State werd overwogen dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De aangevoerde punten voldeden niet aan de criteria van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, die vereist dat er vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De beslissing van de Raad van State houdt in dat de eerdere afwijzing van de aanvragen voor de verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 30 januari 2014, door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van staat.