201311218/1/A1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2013 in zaak nr. AWB 12/5387 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum (thans: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum)
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2012 heeft het dagelijks bestuur het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden afgewezen.
Bij besluit van 18 september 2012 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 augustus 2014, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Luttik en J.F. Lechner, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is eigenaar van de [horecazaak], die is gevestigd aan de [locatie] te Amsterdam.
Het verzoek om handhaving heeft betrekking op bouwwerkzaamheden in het naastgelegen pand aan de [locatie a], waarin het bedrijf Soup en Zo is gevestigd. [appellant] heeft het dagelijks bestuur verzocht om Soup en Zo te sommeren de bouwwerkzaamheden aan het gezamenlijke ventilatiekanaal te staken en dit te heropenen. Voorts heeft [appellant] het dagelijks bestuur verzocht om onderzoek uit te voeren naar de aard en hoeveelheid van de afvoerkanalen in het door Soup en Zo gebruikte pand.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank hem voorafgaand aan de zitting van de rechtbank ten onrechte niet in kennis heeft gesteld van het feit dat [eigenaar], als vertegenwoordiger van Soup en Zo, ook was uitgenodigd om ter zitting te verschijnen.
2.1. Ingevolge artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden partijen uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting. Nu [eigenaar] als eigenaar van Soup en Zo ingevolge artikel 8:26 van de Awb als partij deelneemt aan het geding, heeft de rechtbank hem terecht uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De uitnodiging vloeit derhalve voort uit de wet en er is geen rechtsregel die de rechtbank verplichtte die uitnodiging in afschrift aan [appellant] toe te zenden. Bovendien kon [appellant] uit de bij de brief van de rechtbank van 2 november 2012 gevoegde bijlage met informatie over de beroepsprocedure opmaken dat alle partijen voor de zitting worden uitgenodigd. Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat Soup en Zo het ventilatiekanaal, dat zich in de gemeenschappelijke muur bevindt, heeft afgesloten zonder te beschikken over de benodigde omgevingsvergunning. Door deze afsluiting beschikt zijn pand niet meer over een voorziening voor luchtverversing en voldoet het derhalve niet meer aan de in artikel 3.38 opgenomen eis van het Bouwbesluit, aldus [appellant].
3.1. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.2. Niet in geschil is dat Soup en Zo op 2 januari 2012 naast het verrichten van andere werkzaamheden een verwarmingsketel heeft vervangen in het pand aan de [locatie a]. De oude verwarmingsketel was aangesloten op een gemeenschappelijk kanaal in de gezamenlijke muur tussen de panden aan de [locatie] en [locatie a]. De nieuwe ketel is op een andere afvoer aangesloten en de door de loskoppeling van de oude ketel ontstane opening in de gezamenlijke muur is door Soup en Zo dichtgemaakt. Het gemeenschappelijke kanaal is daardoor eveneens afgesloten. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat voor deze inpandige bouwwerkzaamheden, die niet zien op de draagconstructie van het pand, een omgevingsvergunning benodigd is en het dagelijks bestuur was derhalve in zoverre niet bevoegd om handhavend op te treden.
De rechtbank heeft terecht evenmin grond gevonden voor het oordeel dat het afsluiten van het gemeenschappelijk kanaal een overtreding oplevert van artikel 3.38 van het Bouwbesluit 2012, waarin is bepaald dat een verblijfsruimte een voorziening voor luchtverversing heeft. Nu geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan het door het algemeen bestuur gestelde dat het gemeenschappelijke kanaal een rook-gasafvoerkanaal is en niet een ventilatiekanaal, is met de werkzaamheden niet een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in het Bouwbesluit afgesloten in het pand van [appellant].
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur ten onrechte heeft geweigerd onderzoek te doen naar de aard en hoeveelheid afvoerkanalen in het pand van Soup en Zo aan de [locatie a]. Naar aanleiding van het door [appellant] gedane verzoek om handhaving van 3 januari 2012 hebben medewerkers van het stadsdeel op 4 januari 2012 een controle uitgevoerd in het pand aan de [locatie a]. Nu tijdens deze controle geen met het Bouwbesluit strijdige situatie is geconstateerd en [appellant] evenmin heeft aangegeven welk wettelijk voorschrift is overtreden, heeft de rechtbank in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur nader onderzoek had moeten doen naar het aantal en de aard van de afvoerkanalen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Deen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014
604.