ECLI:NL:RVS:2014:376

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201311768/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van politieke aanduidingen en verwarring tussen partijen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Partij van de Eenheid en het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de raad van de gemeente Amsterdam. De Partij van de Eenheid, gevestigd te Den Haag, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het centraal stembureau van 27 december 2013, waarbij de aanduiding 'EenHeid Partij (EHP)' werd geregistreerd voor de verkiezingen van de gemeenteraad van Amsterdam. De Partij van de Eenheid betoogde dat deze aanduiding in hoofdzaak overeenstemt met hun reeds geregistreerde aanduiding, waardoor verwarring te duchten is.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de aanduidingen 'EenHeid Partij (EHP)' en 'Partij van de Eenheid' in betekenis identiek zijn en in woordbeeld vrijwel overeenkomen. De dominante woorden in beide aanduidingen zijn 'eenheid' en 'partij', wat leidt tot de conclusie dat de aanduidingen in hoofdzaak overeenstemmen. De Afdeling oordeelde dat het gebruik van de afkorting '(EHP)', de andere volgorde van de woorden en de hoofdletters niet voldoende zijn om verwarring te voorkomen. Daarom heeft de Afdeling het beroep van de Partij van de Eenheid gegrond verklaard.

De uitspraak leidde tot de vernietiging van het besluit van het centraal stembureau en de afwijzing van het verzoek om inschrijving van de aanduiding 'EenHeid Partij (EHP)'. Tevens werd het centraal stembureau veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Partij van de Eenheid, alsook het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en onderscheidende aanduidingen voor politieke partijen om verwarring bij kiezers te voorkomen.

Uitspraak

201311768/1/A2.
Datum uitspraak: 30 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Partij van de Eenheid, gevestigd te Den Haag,
appellante,
en
het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2013 heeft het centraal stembureau op verzoek van de vereniging EenHeid Partij (EHP) de aanduiding ‘EenHeid Partij (EHP)’ geregistreerd voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Amsterdam.
Tegen dit besluit heeft de vereniging Partij van de Eenheid beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
Partij van de Eenheid heeft een reactie ingediend.
De Kiesraad heeft inlichtingen verschaft.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar Partij van de Eenheid, vertegenwoordigd door mr. Ü. Arslan, advocaat te Den Haag, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. J.E. Geuzinge, werkzaam als plaatsvervangend voorzitter hoofdstembureau, zijn verschenen. Voorts is daar de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. J.P. Alspeer, werkzaam bij de Kiesraad, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet kan een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder b, beschikt het centraal stembureau afwijzend op het verzoek indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is.
2. Partij van de Eenheid betoogt dat het centraal stembureau het verzoek om registratie van de aanduiding ‘EenHeid Partij (EHP)’ ten onrechte heeft ingewilligd. Die aanduiding stemt volgens haar in hoofdzaak overeen met de reeds in het register als bedoeld in artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet geregistreerde aanduiding ‘Partij van de Eenheid’, waardoor verwarring te duchten is.
2.1. Bij beantwoording van de vraag of een aanduiding in hoofdzaak met een reeds geregistreerde aanduiding overeenstemt, moet de gehele aanduiding waarvan om registratie is verzocht, in aanmerking worden genomen. Derhalve moet worden bezien of de aanduiding ‘EenHeid Partij (EHP)’ in hoofdzaak overeenstemt met de reeds geregistreerde aanduiding ‘Partij van de Eenheid’.
Hoewel een politieke groepering niet door middel van de enkele registratie van een aanduiding waarmee zij op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, het alleenrecht kan opeisen op registratie van algemene begrippen als ‘partij’ en ‘eenheid’, laat dit onverlet dat het verzoek tot registratie van een aanduiding moet worden geweigerd indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering en daardoor verwarring te duchten is.
2.2. In zowel de aanduiding ‘EenHeid Partij (EHP)’ als de aanduiding ‘Partij van de Eenheid’ zijn ‘eenheid’ en ‘partij’ de dominante woorden. Onder verwijzing naar de uitspraak van 13 juli 2012 in zaak nr. 201206366/1/A2, inzake de registratie van de aanduiding ‘NLB (Nederlandbeter)’ ten opzichte van de eerder geregistreerde aanduiding ‘Beter Nederland’, overweegt de Afdeling dat, doordat deze dominante woorden in betekenis identiek zijn en in woordbeeld vrijwel overeenkomen, de aanduidingen in hoofdzaak overeenstemmen en daardoor verwarring is te duchten. Met de Kiesraad is de Afdeling van oordeel dat het gebruik van de afkorting ‘(EHP)’ in de aanduiding ‘EenHeid Partij (EHP)’, de andere volgorde van de woorden ‘eenheid’ en ‘partij’, het gebruik van hoofdletters en van de voorzetsels ‘van de’ in de aanduiding ‘Partij van de Eenheid’, daaraan niet afdoen, nu het hierbij gaat om ondergeschikte verschillen tussen beide aanduidingen.
2.3. Het betoog slaagt.
3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 27 december 2013 dient wegens strijd met G 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kieswet te worden vernietigd. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien.
4. Het centraal stembureau dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de raad van de gemeente Amsterdam van 27 december 2013;
III. wijst het verzoek om inschrijving van de door de vereniging EenHeid Partij (EHP) verzochte aanduiding in het register voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Amsterdam af;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de raad van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij de vereniging Partij van de Eenheid in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro);
VI. gelast dat het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de raad van de gemeente Amsterdam aan de vereniging Partij van de Eenheid het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2014
362-705.