ECLI:NL:RVS:2014:375

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
201311303/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verwijdering uit tolkenbestand politie

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van hoger beroep. De verzoekers, [verzoeker A] en [verzoekster B], zijn door de korpschef van politie op 22 juli 2013 geïnformeerd dat zij uit het tolkenbestand van de politie worden verwijderd. Hiertegen hebben zij bezwaar gemaakt, maar de korpschef heeft deze bezwaren op 28 oktober 2013 niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft op 6 november 2013 de beroepen van de verzoekers ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben de verzoekers hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter heeft de verzoeken op 16 januari 2014 ter zitting behandeld. De verzoekers waren vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. A.C. van der Bent, terwijl de korpschef werd vertegenwoordigd door mr. W. Andelbeek. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeken strekken ertoe dat de besluiten van 28 oktober 2013 worden geschorst en dat de korpschef wordt gelast de verzoekers in het tolkenbestand op te nemen.

De voorzitter heeft getwijfeld of de brieven van 22 juli 2013 als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen worden aangemerkt. Ook als dat wel het geval zou zijn, is er twijfel of de korpschef de bevoegdheid heeft om de verzoekers in het tolkenbestand op te nemen, aangezien de integriteit van tolken is opgedragen aan de minister van Veiligheid en Justitie. Uiteindelijk heeft de voorzitter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.

Uitspraak

201311303/2/A3.
Datum uitspraak: 30 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
[verzoeker A] en [verzoekster B], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 6 november 2013 in zaken nrs. 13/6193, 13/6194, 13/6868 en 13/6869 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij onderscheiden brieven van 22 juli 2013 heeft de korpschef [verzoekers] medegedeeld dat zij worden verwijderd uit het tolkenbestand van de politie.
Bij onderscheiden besluiten van 28 oktober 2013 heeft de korpschef de door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 november 2013 heeft de voorzieningenrechter de door [verzoekers] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 januari 2014, waar [verzoekers], onderscheidenlijk bijgestaan en vertegenwoordigd door mr. A.C. van der Bent, advocaat te Rotterdam, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. W. Andelbeek, werkzaam bij de politie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De verzoeken strekken ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de besluiten van 28 oktober 2013 worden geschorst in afwachting van de uitspraak op de ingestelde hoger beroepen en dat de korpschef wordt gelast [verzoekers] op te nemen en opgenomen te houden in het tolkenbestand van de politie.
3. De voorzitter twijfelt of de brieven van 22 juli 2013 zijn aan te merken als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Op voorhand ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat dit niet het geval is.
Voor het geval deze brieven wel als besluiten zijn aan te merken, omdat deze, zoals [verzoekers] hebben betoogd, de uitoefening van een gepretendeerde publiekrechtelijke bevoegdheid inhouden, twijfelt de voorzitter of die stand kunnen houden, nu in de Wet beëdigde tolken en vertalers het waarborgen van de integriteit van tolken is opgedragen aan de minister van Veiligheid en Justitie en de korpschef ter zake geen bevoegdheid is toegekend. Ook in dat geval kunnen [verzoekers] met hun verzoeken evenwel niet bereiken wat zij daarmee feitelijk beogen. Dat zij weer in het tolkenbestand zouden zijn opgenomen, brengt immers niet met zich dat de politiekorpsen hen weer voor tolkwerkzaamheden zouden moeten inhuren.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2014
176-741.