ECLI:NL:RVS:2014:3749
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake boete opgelegd aan vreemdeling wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster], die een boete van € 32.000,00 had gekregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De boete was opgelegd bij besluit van 26 november 2013.
Na het opleggen van de boete had [verzoekster] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de minister op 8 januari 2014. Vervolgens heeft de rechtbank Limburg op 27 mei 2014 het beroep van [verzoekster] tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde de boete niet te kunnen betalen en het voortbestaan van haar onderneming in gevaar zou komen als de boete zou worden ingevorderd.
De voorzitter heeft het verzoek op 25 september 2014 ter zitting behandeld. De minister verklaarde dat er op dat moment geen invorderingsmaatregelen waren getroffen. Tevens had [verzoekster] een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling ingediend, waarover de minister nog een beslissing zou nemen. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was, omdat het noodzakelijke spoedeisende belang ontbrak. De voorzitter heeft het verzoek afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.