ECLI:NL:RVS:2014:3747
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake boete opgelegd aan vreemdelingenwerkgever
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoekster, een vreemdelingenwerkgever, had een boete van € 64.000,00 opgelegd gekregen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. Dit besluit was genomen op 26 november 2013. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond op 8 januari 2014. Vervolgens heeft de rechtbank Limburg op 27 mei 2014 het beroep van de verzoekster tegen de beslissing van de minister ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de verzoekster hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 25 september 2014 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. K. Vierhout, en de minister door mr. P. Farahani. De verzoekster stelde dat zij de boete niet kon betalen en dat invordering van de boete het voortbestaan van haar onderneming in gevaar zou brengen.
De voorzitter oordeelde echter dat het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang had, omdat er op dat moment geen invorderingsmaatregelen waren getroffen door de minister. Bovendien had de verzoekster een verzoek tot betalingsregeling ingediend, waarover de minister nog een beslissing moest nemen. Daarom werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzitter heeft de beslissing op 9 oktober 2014 openbaar uitgesproken.