ECLI:NL:RVS:2014:3740
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking huisnummer door college van burgemeester en wethouders van Heusden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten A, B en C tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 maart 2014. De rechtbank had het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard in verband met een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heusden, dat op 7 maart 2013 een huisnummer had ingetrokken. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, waarop het college op 15 oktober 2013 het bezwaar gegrond verklaarde, het eerdere besluit herroepen en het huisnummer handhaafde. De rechtbank oordeelde echter dat appellanten geen belang hadden bij hun beroep, omdat het college hen tegemoet was gekomen.
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 1 oktober 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. Het college was vertegenwoordigd door E. Gronnak-Beset. De Afdeling overweegt dat appellanten wel degelijk belang hebben bij het hoger beroep, omdat het gaat om de beoordeling van de uitspraak van de rechtbank. Appellanten betogen dat het college ten onrechte een last onder bestuursdwang heeft opgelegd en dat de gemeenteraad de minister van Infrastructuur en Milieu op basis van een vals dossier heeft aangezet tot een onteigeningsprocedure.
De Afdeling bevestigt echter de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellanten geen belang hebben bij het beroep, aangezien het college hen al tegemoet is gekomen. De vraag of het college nog uitvoering moet geven aan een verleende bouwvergunning of werkzaamheden moet verrichten, valt buiten deze procedure. De aangevoerde argumenten van appellanten geven geen aanleiding om de uitspraak te vernietigen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.