ECLI:NL:RVS:2014:3591

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
201404863/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 september 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 18 mei 2009 door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 15 mei 2014 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld, waarbij het doel was om te voorkomen dat de verstrekkingen aan de vreemdeling zouden worden beëindigd gedurende de behandeling van het hoger beroep. De voorzitter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de beoordeling van de grieven in hoger beroep nader onderzoek vereiste, wat niet goed in deze procedure kon worden behandeld.

De voorzitter heeft vervolgens besloten dat de verstrekkingen niet beëindigd mochten worden totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Daarnaast is de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 487,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 24 september 2014.

Uitspraak

201404863/2/V2.
Datum uitspraak: 24 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 15 mei 2014 in zaak nr. 14/641 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 15 mei 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Voorts heeft de vreemdeling op 18 september 2014 de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de verstrekkingen worden beëindigd gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
2. De beoordeling van de in hoger beroep voorgedragen grieven vergt nader onderzoek, waartoe deze procedure zich niet goed leent. Nu voorts is gebleken van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, ziet de voorzitter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de verstrekkingen niet zullen worden beëindigd, totdat op het door de vreemdeling ingestelde hoger beroep is beslist;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Van Eck w.g. Zwinkels
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2014
309-795.