ECLI:NL:RVS:2014:3590

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
201405344/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B.M. Hent
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 22 mei 2014 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 juni 2014 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter overwoog dat het verzoek was gericht op het voorkomen van de overdracht van de vreemdeling gedurende de behandeling van het hoger beroep. De voorzitter concludeerde dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zou worden vernietigd. Ondanks de aankondiging dat de vreemdeling op korte termijn zou worden overgedragen, zag de voorzitter geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.

Daarom werd het verzoek als ongegrond afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 23 september 2014, door de voorzitter A.B.M. Hent in aanwezigheid van griffier J. Verbeek.

Uitspraak

201405344/2/V3.
Datum uitspraak: 23 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 19 juni 2014 in zaak nr. 14/12476 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2014 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 19 juni 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt overgedragen gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
Er is thans geen grond om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd. Hoewel aan de vreemdeling is aangekondigd dat zij op zeer korte termijn zal worden overgedragen, ziet de voorzitter onder deze omstandigheden geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
2. Het verzoek dient daarom als ongegrond te worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Hent w.g. Verbeek
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2014
574-759.