201400683/1/A2.
Datum uitspraak: 1 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Dronten,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 december 2013 in zaken nrs. 13/2051 en 13/2879 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Swifterbant, gemeente Dronten
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2012 heeft het college de aanvragen van [wederpartij] voor vergoeding van leerlingenvervoer voor haar [zoons] afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 29 januari 2013 heeft het college de door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2013 heeft de rechtbank de door [wederpartij] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 29 januari 2013 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2014, waar het college, vertegenwoordigd door M. Veldwijk, werkzaam bij de gemeente Dronten, bijgestaan door mr. C.M. de Bruin, en [wederpartij], bijgestaan door mr. A. Stoel, advocaat te Dronten, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Dronten 2010 (hierna: Verordening) wordt bekostiging van de vervoerskosten toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
Ingevolge het tweede lid ontstaat, indien ouders bekostiging van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 11 of 15 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen, slechts aanspraak op bekostiging naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.
Ingevolge artikel 29 kan het college in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie van begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere onafhankelijke deskundigen.
Volgens Hoofdstuk Beleidsregel 1: hoogbegaafdheid, van de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Dronten (hierna: de Beleidsregels) behoort een Leonardoschool voor primair onderwijs voor hoogbegaafden tot het reguliere basisonderwijs. In beginsel wordt een aanvraag voor vergoeding van leerlingenvervoer naar een dergelijke school afgewezen.
2. Het college heeft aan de besluiten van 29 januari 2013 ten grondslag gelegd dat [wederpartij] niet schriftelijk heeft verklaard overwegende bezwaren te hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichtstbij gelegen school. Zij heeft er zelf voor gekozen om haar kinderen naar een anders school te laten gaan, aldus het college.
3. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het de voorschriften juist heeft toegepast. Vergoeding van leerlingenvervoer naar een Leonardoschool is in de Beleidsregels uitgesloten. Voorts is de situatie van [wederpartij] niet zo bijzonder, dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden. Het komt vaker voor dat een school kinderen niet de juiste ondersteuning kan bieden. [wederpartij] heeft daarnaast niet aangetoond dat Het Kompas in Harderwijk de enige school is die [zoons] passend onderwijs kan bieden en geen geschikte school dichterbij is gelegen.
Het college betoogt voorts dat [wederpartij] heeft nagelaten met de gemeente in overleg te treden, voordat zij [zoons] inschreef bij een school buiten de regio Lelystad-Dronten. Het college is daarmee de mogelijkheid ontnomen te bemiddelen bij plaatsing van [zoons] op Het Kompas in Dronten.
3.1. Het college voert onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2010 in zaak nr. 200908583/1/H2 en 200908583/2/H2 terecht aan dat het college toepassing kan geven aan artikel 29 van de Verordening, maar daartoe niet verplicht is, en dat een weigering van het college om deze bevoegdheid toe te passen evenals de motivering van deze weigering terughoudend getoetst dient te worden.
3.2. [wederpartij] heeft ter staving van haar beroep op de hardheidsclausule een psychologisch onderzoek van [zoon A] van 13 oktober 2008 overgelegd, waaruit volgt dat de school moet inspelen op onderpresteren door [zoon A]. Voorts heeft zij een didactisch onderzoek betreffende [zoon A] van 12 mei 2010 overgelegd, waaruit onder meer volgt dat voor [zoon A] een individueel leerplan opgesteld zou moeten worden, hij individueel begeleid moet worden en herhaling van de oefenstof tot een minimum beperkt moet blijven, hetgeen ook volgt uit het verslag van een intelligentieonderzoek van 8 juni 2012. [wederpartij] heeft voorts een verslag van een intelligentieonderzoek van 17 februari 2012 overgelegd waaruit volgt dat [zoon B] mogelijk al langere tijd onderpresteert en het daarom van groot belang is dat hij op school individueel begeleid wordt en waarbij herhaling van de oefenstof tot een minimum beperkt wordt. [wederpartij] heeft verder een verslag van een intern begeleider van basisschool de Flevosprong van 3 september 2012 overgelegd. Daarin zet deze begeleider uiteen dat [zoons] hoogbegaafd zijn en specifiek onderwijs nodig hebben. Wanneer [zoons] niet het onderwijs krijgen dat bij hen past, is de kans groot dat zij blijvende ontwikkelingsachterstanden oplopen, zowel cognitief als emotioneel en dat alle mogelijkheden die in Dronten beschikbaar zijn om hen te begeleiden zijn ingezet, maar de benodigde begeleiding voor de Flevosprong te specifiek is en de Flevosprong handelingsverlegen is met [zoons]. Het college heeft de conclusies van deze verslagen niet bestreden. Het college heeft evenmin betwist dat basisschool De Branding in Swifterbant om dezelfde redenen met [zoons] handelingsverlegen is.
3.3. Voorts heeft [wederpartij], onbetwist door het college, aangevoerd dat ten tijde van de aanvraag voor vergoeding van leerlingenvervoer op basisschool Het Kompas in Dronten een wachtlijst gold. [wederpartij] heeft ter zake van het betoog dat zij het college de gelegenheid heeft ontnomen te bemiddelen voor toelating op het Kompas in Dronten een e-mail overgelegd van I. Smit, intern begeleider van de Flevosprong, aan J. van Mook van de afdeling maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente Dronten van 17 juli 2012. Uit deze e-mail blijkt dat de gemeente Dronten reeds voor de aanvraag om vergoeding van leerlingenvervoer van [wederpartij] op 13 september 2012 bekend was met de situatie van [zoons]. Ook heeft [wederpartij] een e-mailwisseling van F. de Graaf van Het Kompas in Dronten van 10 september 2013 overgelegd. Volgens deze e-mailwisseling had bemiddeling door het college destijds niet tot plaatsing van [zoons] op Het Kompas kunnen leiden.
Uit twee brieven van het Kompas in Dronten van 22 mei 2013 blijkt dat Het Kompas ook thans [zoons] niet wil toelaten op die school omdat zij reeds zijn geplaatst op basisschool Het Kompas in Harderwijk en een wisseling van school een te groot risico zou opleveren.
3.4. Nu het college de door [wederpartij] aangevoerde omstandigheden, waaruit volgt dat de scholen die dichterbij zijn gelegen dan het Kompas in Harderwijk zich handelingsverlegen achten met [zoons], niet heeft bestreden en ook geen belangenafweging heeft verricht, maar zich zonder meer op het standpunt heeft gesteld dat toekenning van een vergoeding niet past in het gemeentelijk beleid en zou leiden tot precedentwerking, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college ontoereikend heeft gemotiveerd, dat er dichterbij gelegen scholen zijn, die toegankelijk en niet-handelingsverlegen met [zoons] zijn. De door [wederpartij] aangevoerde omstandigheden noopten het college tot een belangenafweging die het heeft nagelaten te verrichten.
3.5. Het betoog faalt.
4. Het college betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat het nieuwe besluiten op bezwaar diende te nemen waarbij uitsluitend nog de hoogte van de aan [wederpartij] toekomende tegemoetkoming vervoerskosten leerlingenvervoer dient vast te stellen. De rechtbank is daarmee ten onrechte in de beleidsvrijheid van het college getreden, aldus het college.
4.1. Gelet op hetgeen onder 3.4 is overwogen heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de besluiten van 29 januari 2013 onvoldoende zijn gemotiveerd. Nu de rechtbank het college de gelegenheid heeft geboden alsnog een toereikende motivering aan de afwijzing van de aanvraag te geven en het college dit gebrek niet heeft hersteld, heeft de rechtbank niet ten onrechte overwogen dat het college niet in redelijkheid de toepassing van de hardheidsclausule heeft kunnen weigeren en heeft de rechtbank niet ten onrechte bepaald dat het college besluiten dient te nemen, waarbij alleen nog over de hoogte van de toekenning diende te worden beslist.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dronten tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.018,54 (zegge: duizendachttien euro en vierenvijftig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Dronten een griffierecht van € 493,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2014
362-809.