201306858/2/R1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Alkmaar,
appellant,
en
de raad van de gemeente Alkmaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Alkmaar Zuid-West" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door W.J. de Jong en M. Brouwer-de Looze, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 7 mei 2014, in zaak nr. 201306858/1/R1( hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 21 mei 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 18 september 2014 heeft de raad om verlenging van de termijn van 20 weken verzocht.
Bij brief van 22 september 2014 is dit verzoek afgewezen.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn, die liep tot 24 september 2014, is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. De in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het besluit van 21 mei 2013 zijn derhalve niet hersteld.
2. Gezien overweging 8.2 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft artikel 8, lid 8.5.3, onder a, van de planregels is genomen in strijd met de rechtszekerheid. Voorts ziet de Afdeling, gezien overweging 9.4 van de tussenuitspraak, in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Kantoor" voor het perceel [locatie] niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
3. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wat betreft artikel 8, lid 8.5.3, onder a, van de planregels en het plandeel met de bestemming "Kantoor" voor het perceel [locatie] wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb dient te worden vernietigd.
4. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen en daarbij te bepalen dat de voorbereiding daarvan niet overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden. De Afdeling ziet tevens aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb na te melden voorlopige voorziening te treffen.
5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling verder aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Alkmaar van 21 mei 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Alkmaar Zuid-West" voor zover het betreft:
a. artikel 8, lid 8.5.3, onder a, van de planregels;
b. het plandeel met de bestemming "Kantoor" voor het perceel [locatie];
III. draagt de raad van de gemeente Alkmaar op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen met betrekking tot het planonderdeel genoemd onder II., onder a., en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. treft de voorlopige voorziening dat artikel 8, lid 8.5.3, onder a, van de planregels herleeft;
V. bepaalt dat de onder IV. getroffen voorlopige voorziening vervalt op het moment waarop het door de raad te nemen besluit in werking treedt;
VI. draagt de raad van de gemeente Alkmaar op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onder II., onder b., wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Alkmaar aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Driessen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2014
634.