ECLI:NL:RVS:2014:3493
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H. van Kreveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 20 december 2013. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch had op 7 mei 2013 een verzoek om informatie van [appellant] gedeeltelijk ingewilligd, maar verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen een later besluit van 1 juli 2013 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vormvrij was, maar dat [appellant] zelf had bijgedragen aan de onduidelijkheid door een ondertekende machtiging te overleggen die niet overeenkwam met de handtekening op het verzoek. Hierdoor concludeerde het college dat het bezwaar niet door of namens [appellant] was ingediend.
In hoger beroep betoogde [appellant] dat het college hem een herstelmogelijkheid had moeten bieden en dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen hoorzitting gehouden hoefde te worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college niet met de vereiste zorgvuldigheid had gehandeld door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren zonder de discrepantie tussen de handtekeningen te verhelderen. De Afdeling concludeerde dat er geen twijfel bestond dat [appellant] degene was die het verzoek had ingediend en dat het bezwaar namens hem was gemaakt.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van [appellant] werd gegrond verklaard. Het college werd opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij tegen dit nieuwe besluit alleen beroep bij de Afdeling kon worden ingesteld. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].