ECLI:NL:RVS:2014:3452

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
201404469/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Reeshof Midden 2008 2e herziening te Tilburg

Op 10 september 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker en de raad van de gemeente Tilburg. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Reeshof Midden 2008 2e herziening (Langendijk 34)", dat op 7 april 2014 door de raad is vastgesteld. De verzoeker, die eigenaar is van een perceel te Tilburg, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat de raad het plan niet had mogen vaststellen. Hij stelt dat de raad met twee maten meet, omdat hij zelf ook een woning op zijn perceel wil bouwen, maar de raad hieraan geen medewerking verleent.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2014, waarbij de raad vertegenwoordigd was door G.I.J.G. Sperber. In zijn overwegingen stelt de voorzitter dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter concludeert dat de verzoeker geen belanghebbende is bij het bestemmingsplan, omdat hij op meer dan 600 meter afstand van het plangebied woont en er geen zicht is op het plangebied. Hierdoor kan hij niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Gelet op deze overwegingen verwacht de voorzitter dat het beroep van de verzoeker in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Daarom wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 september 2014.

Uitspraak

201404469/2/R3.
Datum uitspraak: 10 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Reeshof Midden 2008 2e herziening (Langendijk 34)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door G.I.J.G. Sperber, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt de realisatie van twee woningen mogelijk op het perceel Langendijk 34 te Tilburg.
3. [verzoeker], die eigenaar is van het perceel [locatie] te Tilburg, betoogt dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, omdat er door de raad met twee maten wordt gemeten. Hij voert daartoe aan dat hij op het perceel [locatie] een woning wenst te bouwen, maar dat de raad weigert hieraan medewerking te verlenen. Daarom had de raad evenmin medewerking mogen verlenen aan het ter beoordeling staande plan.
3.1. De raad betoogt dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het plan. Om die reden zal zijn beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk worden verklaard en dient het verzoek reeds om die reden te worden afgewezen.
3.2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb kan een belanghebbende beroep bij de Afdeling beroep instellen tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.3. Om als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een verzoeker getroffen te worden in een hem eigen en persoonlijk aangaand belang dat hem onderscheidt van anderen. [verzoeker] woont op 12 km van het plangebied. Het hierboven genoemde perceel waarop hij een woning wenst te realiseren ligt op meer dan 600 m van het plangebied. Tussen het perceel en het plangebied liggen 40 woningen, die met de achterzijde aan de Langedijk grenzen, een hoofdontsluitingsweg en een doorgaande weg. Hierdoor is er vanaf het perceel van [verzoeker] geen zicht op het plangebied. Verder acht de voorzitter het uitgesloten dat de ruimtelijke gevolgen van het plan, zoals verkeer van en naar de te bouwen woningen, kunnen worden ondervonden bij het perceel van [verzoeker]. Dat de raad tot dusver geen medewerking heeft verleend aan de wens van [verzoeker] om een woning op zijn perceel te bouwen, maakt verder niet dat hij belang bij het bestreden besluit heeft als in de wet bedoeld.
Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat in de hoofdzaak het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Om die reden ziet hij aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2014
361.