ECLI:NL:RVS:2014:3450

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
201404517/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in omgevingsrechtelijke zaak betreffende varkensschuur en milieutoets

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 september 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], die bezwaar had gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 31 juli 2013 was verleend aan [verzoeker rechtbank] voor het bouwen van een varkensschuur en het houden van vleesvarkens op een perceel in [plaats]. De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 4 september 2014, waarbij zowel [verzoeker] als [verzoeker rechtbank] en hun advocaten aanwezig waren.

De voorzitter overweegt dat [verzoeker] vreest voor onomkeerbare gevolgen nu de bouw van de stal al is gestart. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte het besluit op bezwaar heeft vernietigd en dat er sprake is van een bestaande intensieve veehouderij op het perceel. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het tijdstip van terinzagelegging van het Reconstructieplan Salland-Twente als peildatum moet worden gehanteerd, maar de voorzitter merkt op dat andere peildata denkbaar zijn. Dit vraagt om nader onderzoek, wat niet mogelijk is in de voorlopige voorzieningsprocedure.

De voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Hij wijst erop dat [verzoeker rechtbank] het risico aanvaardt dat hij het gebouwde moet afbreken als uiteindelijk blijkt dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden. Bovendien zijn er geen zwaarwegende belangen van [verzoeker] aangetoond die het treffen van de voorlopige voorziening rechtvaardigen. De voorzitter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201404517/2/A1.
Datum uitspraak: 10 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Borne (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 22 april 2014 in zaken nrs. 14/732 en 14/733 in het geding tussen:
[verzoeker rechtbank]
en
het college van burgemeester en wethouders van Borne.
Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2013 heeft het college aan [verzoeker rechtbank] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een varkensschuur en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor het houden van vleesvarkens op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 18 februari 2014 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 31 juli 2013 herroepen.
Bij uitspraak van 22 april 2014 heeft de voorzieningenrechter het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 februari 2014 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 september 2014, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. H. Witbreuk, advocaat te Almelo, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Jurriën en mr. M. Kruit, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [verzoeker rechtbank], bijgestaan door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] heeft verzocht om de verleende omgevingsvergunning te schorsen omdat hij vreest voor een onomkeerbare situatie, nu de werkzaamheden voor de bouw van de stal reeds zijn gestart en op korte termijn ten behoeve van de fundering beton zal worden gestort. [verzoeker] voert aan dat de rechtbank ten onrechte het besluit op bezwaar heeft vernietigd en ten onrechte heeft overwogen dat op het perceel sprake is van een bestaande intensieve veehouderij.
3. Tussen partijen is in geschil of op het perceel sprake is van een bestaande intensieve veehouderij die volgens de planregels van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Buitengebied Borne" en "Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie" is toegestaan. De planregels bevatten geen definitie van het begrip "bestaand" en partijen zijn verdeeld over de vraag wat daaronder moet worden verstaan. De rechtbank heeft overwogen dat het tijdstip van terinzagelegging van het Reconstructieplan Salland-Twente als peildatum dient te worden gehanteerd, te weten 7 januari 2004. De voorzitter overweegt dat andere peildata denkbaar zijn. De vraag welk peilmoment dient te worden gehanteerd, vergt nader onderzoek waarvoor de voorlopige voorzieningsprocedure zich niet leent.
3.1. Gelet hierop en bij afweging van de betrokken belangen overweegt de voorzitter dat geen aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Met betrekking tot het betoog van [verzoeker] dat volgens hem onomkeerbare gevolgen ontstaan, overweegt de voorzitter dat [verzoeker rechtbank] door te bouwen, zonder te beschikken over een in rechte onaantastbare omgevingsvergunning, het risico aanvaardt dat hij het gebouwde zal moeten afbreken, indien tenslotte zou blijken dat geen omgevingsvergunning verleend mocht worden. Ook overigens is van de zijde van [verzoeker] niet gebleken van zodanig zwaarwegende belangen, dat deze het treffen van de verzochte voorlopige voorziening rechtvaardigen. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat [verzoeker rechtbank] ter zitting heeft verklaard dat de stal het komende half jaar nog niet in gebruik zal worden genomen.
4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, griffier.
w.g. Borman w.g. Van den Berg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2014
651.