ECLI:NL:RVS:2014:3449

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
201405378/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan NDSM-werf West

Op 12 maart 2014 heeft de deelraad van het stadsdeel Noord het bestemmingsplan "NDSM-werf West" vastgesteld. Shipdock B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Amsterdam, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 25 augustus 2014 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren vertegenwoordigers van Shipdock B.V. en de deelraad aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van Amsterdam Waterfront B.V.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening is gebaseerd op de vrees van Shipdock B.V. dat de afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan zal leiden tot zienswijzen tegen de ontwerpomgevingsvergunning die Shipdock B.V. heeft aangevraagd. Deze afwijkingsbevoegdheid houdt in dat er geen geluidwerende vliesgevels hoeven te worden toegepast, mits voldaan wordt aan bepaalde geluidsnormen. Shipdock B.V. vreest dat deze situatie haar geluidsruimte zal beperken door de mogelijke zienswijzen van derden.

De voorzitter heeft echter geoordeeld dat de enkele vrees van Shipdock B.V. onvoldoende is om tot schorsing van de planregels over te gaan. Het staat iedereen vrij om zienswijzen in te dienen, ongeacht de inwerkingtreding van de afwijkingsbevoegdheid. Bovendien heeft de deelraad benadrukt dat de aanvraag van Shipdock B.V. leidend is geweest bij het opstellen van het bestemmingsplan en dat de afwijkingsbevoegdheid niet is opgenomen om de bedrijfsactiviteiten van Shipdock B.V. te beperken.

Uiteindelijk heeft de voorzitter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 september 2014 door de voorzitter J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van griffier C.C.V. Fenwick.

Uitspraak

201405378/2/R2.
Datum uitspraak: 8 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Shipdock B.V. en Niron Staal Amsterdam B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Shipdock B.V.), gevestigd te Amsterdam,
verzoeker,
en
deelraad van het stadsdeel Noord, thans: de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2014 heeft de deelraad het bestemmingsplan "NDSM-werf West" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Shipdock B.V. beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft Shipdock B.V. de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 augustus 2014, waar Shipdock B.V., vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg, en [gemachtigden], en de deelraad, vertegenwoordigd door R.J. Vooren, werkzaam bij de gemeente, en ing. F. Houtkamp, zijn verschenen.  Voorts is ter zitting als partij gehoord Amsterdam Waterfront B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover thans van belang, kan de voorzitter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Het plan heeft betrekking op het westelijke deel van de voormalige NDSM-werf en voorziet onder meer in gemengde bestemmingen waarbinnen woningen, bedrijven, horeca, detailhandel en dienstverlening zijn toegestaan.
4. Shipdock B.V. exploiteert een scheepswerf nabij het plangebied. Ter zitting heeft Shipdock B.V. aangegeven dat zij met het verzoek uitsluitend beoogt te voorkomen dat artikel 4, lid 4.3, onder a en b, alsmede artikel 5, lid 5.3, onder b en c, van de planregels in werking treedt. De hierin opgenomen afwijkingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid om ter plaatse van de woningen geen geluidwerende vliesgevels te hoeven toepassen indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder dan wel aan de vastgestelde hogere waarden. In dat verband wijst Shipdock B.V. erop dat zij op 23 januari 2013 een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend, waarvan het ontwerp binnen afzienbare tijd ter inzage zal worden gelegd. Zij vreest dat de afwijkingsbevoegdheid derden ertoe zal bewegen zienswijzen in te dienen tegen de ontwerpomgevingsvergunning teneinde te bewerkstelligen dat de geluidsruimte van Shipdock B.V. zoveel mogelijk zal worden beperkt.
5. Naar het oordeel van de voorzitter is de enkele vrees van Shipdock B.V. dat belanghebbenden vanwege de afwijkingsbevoegdheid in het plan zienswijzen zullen indienen tegen de ontwerpomgevingsvergunning teneinde te bewerkstelligen dat de geluidsruimte van Shipdock B.V. zal worden beperkt, dan wel dat zij zal worden geconfronteerd met beperkende voorschriften aan haar vergunning, onvoldoende om over te gaan tot schorsing van artikel 4, lid 4.3, onder a en b, alsmede artikel 5, lid 5.3, onder b en c, van de planregels. Daargelaten de vraag of een zienswijze met deze strekking het door Shipdock B.V. gevreesde gevolg kan hebben, staat het een ieder vrij om zienswijzen in te dienen tegen de ontwerpomgevingsvergunning. Een zienswijze kan ook los van de inwerkingtreding van de afwijkingsbevoegdheid betrekking hebben op het beperken van de geluidsoverlast vanwege Shipdock B.V. Overigens heeft de deelraad ter zitting benadrukt dat de aanvraag om een omgevingsvergunning van Shipdock B.V. leidend is geweest bij het opstellen van het plan en dat de afwijkingsbevoegdheid niet in het plan is opgenomen om Shipdock B.V. te beperken in haar bedrijfsactiviteiten noch in haar uitbreidingswensen zoals in de aanvraag om een omgevingsvergunning is vermeld. Shipdock B.V. heeft ter zitting voorts aangegeven dat zij op zichzelf geen inhoudelijke bezwaren heeft tegen de afwijkingsbevoegdheid.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van Shipdock B.V. dient te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, griffier.
w.g. Hagen w.g. Fenwick
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2014
608.