ECLI:NL:RVS:2014:3412

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
201310778/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Midden-Nederland inzake bouwvergunning en ontheffing voor cultuurhistorisch waardevol bijgebouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 oktober 2013, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit beroep was ingesteld tegen een besluit van 19 december 2011, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Woerden aan [appellant] ontheffing en een bouwvergunning verleende voor het wijzigen van de gebruiksfunctie van een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw en een hooimijt naar een bijeenkomstruimte op het perceel [locatie] te Zegveld.

De rechtbank had in haar uitspraak overwogen dat het besluit van 19 december 2011 eerder was vernietigd in andere zaken, waardoor [appellant] geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep. [appellant] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het besluit ten onrechte was vernietigd en dat hij met zijn beroep beoogde de bouwvergunning en ontheffing te verkrijgen zonder de daaraan verbonden voorschriften. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat [appellant] niet had aangetoond schade te hebben geleden als gevolg van het besluit van 19 december 2011.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 17 september 2014, en de zaak is behandeld op 22 juli 2014, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De beslissing van de Afdeling is dat het hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

201310778/1/A1.
Datum uitspraak: 17 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Zegveld, gemeente Woerden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, van 18 oktober 2013 in zaak nr. 12/373 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Woerden.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2011 heeft het college aan [appellant] ontheffing en bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de gebruiksfunctie van de begane grond van een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw en een hooimijt naar een bijeenkomstruimte op het perceel [locatie] te Zegveld.
Bij uitspraak van 18 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en [belanghebbende A] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.H. Hartman is verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en anderen, bijgestaan door mr. Y.M.G. van den Heerik, advocaat te Mijdrecht, gehoord.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep wegens het ontbreken van belang bij de beoordeling daarvan niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat bij uitspraak van 18 oktober 2013 in zaken nrs 12/273 en 12/349 het besluit van 19 december 2011 naar aanleiding van de door [belanghebbende A] en anderen en [belanghebbende B] en [belanghebbende C] ingestelde beroepen is vernietigd en het college is opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door aldus te overwegen, niet heeft onderkend dat het besluit van 19 december 2011 bij die uitspraak ten onrechte geheel is vernietigd. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte aan de vernietiging ten grondslag heeft gelegd dat het college niet bevoegd was om de ontheffing te verlenen.
2.1. [appellant] heeft met het instellen van beroep beoogd te bereiken dat de bij het besluit van 19 december 2011 verleende bouwvergunning en ontheffing worden verleend zonder de daaraan verbonden voorschriften. Nu de rechtbank bij uitspraak van 18 oktober 2013 dat besluit reeds had vernietigd, kon [appellant] het met zijn beroep beoogde doel niet meer bereiken. Nu, zoals de Afdeling bij uitspraak van heden in zaak nr. 201310777/1/A1 heeft overwogen, de rechtbank het besluit van 19 december 2011 terecht geheel heeft vernietigd omdat het college niet bevoegd was om de ontheffing te verlenen kan in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het besluit van 19 december 2011 ten onrechte is vernietigd.
Gelet op het voorgaande had [appellant] in zoverre geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 oktober 2013 in zaak nr. 201304339/1/A1) kan er belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Reeds nu [appellant] niet heeft gesteld schade te hebben geleden als gevolg van het besluit van 19 december 2011, heeft de rechtbank terecht overwogen dat hij geen belang meer had bij de behandeling van het door hem ingestelde beroep.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Dorst
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2014
357-712.