ECLI:NL:RVS:2014:3366
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R. van der Spoel
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 april 2014. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het inreisverbod dat op 8 augustus 2013 was uitgevaardigd, vernietigd. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De vreemdeling had eerder een beroep gedaan op de rechtbank omdat hij een inreisverbod had gekregen, dat volgens hem onterecht was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom het inreisverbod was opgelegd, vooral gezien de omstandigheden van de vreemdeling die voor zijn zieke echtgenote moest zorgen.
In het hoger beroep heeft de staatssecretaris aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet gemotiveerd was ingegaan op de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de staatssecretaris gegrond verklaard. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris de vreemdeling had kunnen wijzen op de mogelijkheid om een aanvraag voor lang verblijf in te dienen, en dat hij voldoende had gemotiveerd waarom het inreisverbod niet kon worden opgeheven.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze het beroep tegen het inreisverbod gegrond had verklaard en heeft het beroep van de vreemdeling in zoverre ongegrond verklaard. De beslissing van de Raad van State is op 4 september 2014 openbaar uitgesproken.