ECLI:NL:RVS:2014:3328
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor persoonsgebonden omgevingsvergunning in Opmeer
Op 3 september 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], die een persoonsgebonden omgevingsvergunning wilde voor het permanent bewonen van een recreatieverblijf op een perceel in Opmeer. Het college van burgemeester en wethouders van Opmeer had eerder, op 15 juli 2013, geweigerd deze vergunning te verlenen. Het college had ook een last onder dwangsom opgelegd vanwege de strijdigheid met de beheersverordening, en deze last was onherroepelijk. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2014, waarbij zowel [verzoeker] als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De voorzitter overwoog dat het verzoek van [verzoeker] strekte tot schorsing van de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland en het besluit op bezwaar van 7 november 2013. [verzoeker] stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het treffen van de voorlopige voorziening om te voorkomen dat het recreatieverblijf executoriaal zou worden verkocht. Echter, de voorzitter concludeerde dat het wel of niet verlenen van de gevraagde vergunning geen invloed had op de executoriale verkoop, aangezien [verzoeker] niet had voldaan aan de opgelegde last en de dwangsommen niet tijdig had betaald. Hierdoor werd het recreatieverblijf op 15 september 2014 te koop aangeboden.
Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen grond was voor het oordeel dat [verzoeker] een spoedeisend belang had. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.