ECLI:NL:RVS:2014:3326
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R. van der Spoel
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de verplichting tot verblijf van een vreemdeling in de gemeente Venlo
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 22 mei 2014 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had in eerste aanleg beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 januari 2014, waarin de verplichting tot verblijf in de gemeente Venlo met ingang van 23 mei 2012 werd beëindigd. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de vreemdeling zich richtte tegen de beëindiging van de opvang, en niet tegen het besluit van de staatssecretaris, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn beroep zich richtte tegen de beëindiging van de opvang. Hij stelt dat de rechtbank had moeten toetsen of het besluit van de staatssecretaris rechtmatig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de klacht van de vreemdeling gegrond verklaard, maar oordeelt dat dit niet leidt tot het beoogde doel. De Afdeling verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat de maatregel krachtens artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 geen grond biedt voor de aan de vreemdeling geboden opvang.
De Afdeling concludeert dat de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het besluit van 28 januari 2014, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zij het met verbetering van de gronden. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is genomen op 27 augustus 2014, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.