ECLI:NL:RVS:2014:3270

Raad van State

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
3 september 2014
Zaaknummer
201309015/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor bestemmingsplan Oostland-Pijnacker

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd op 3 september 2014, wordt het beroep van appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp behandeld. Het college had op 7 juni 2013 hogere waarden vastgesteld voor de geluidbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan "Oostland-Pijnacker". Appellanten, wonend in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, stelden dat de hogere geluidgrenswaarden onterecht waren vastgesteld, omdat de beoogde knip in de Hoogseweg niet gegarandeerd was. Dit zou volgens hen leiden tot onaanvaardbare geluidhinder voor hun woning.

De Raad overweegt dat de hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld in verband met de aanleg van de Oostelijke Randweg, die in het bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt. Het college had een akoestisch rapport van Tauw als basis voor de hogere waarden gebruikt. Appellanten betoogden dat het akoestisch onderzoek niet correct was, omdat de knip in de Hoogseweg niet in het bestemmingsplan was opgenomen en er geen garantie was dat het benodigde verkeersbesluit zou worden genomen.

De Raad van State oordeelt dat het college voldoende heeft aangetoond dat de knip in de Hoogseweg na de aanleg van de Oostelijke Randweg zal worden gerealiseerd door een verkeersbesluit. De Raad concludeert dat de hogere waarden op een redelijke basis zijn vastgesteld en dat appellanten niet hebben aangetoond dat het akoestisch onderzoek gebreken vertoonde. Het beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201309015/1/R4.
Datum uitspraak: 3 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Pijnacker-Nootdorp (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2013 heeft het college ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan "Oostland-Pijnacker" hogere waarden vastgesteld voor de op grond van de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor, onder meer, de woning [locatie] te [plaats] vanwege de Oostelijke Randweg.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met zaak nr. 201309013/1/R4, ter zitting behandeld op 9 mei 2014, waar [appellant], in de persoon van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Dorrepaal, drs. A. Wamsteeker en R. Bakhuizen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld in verband met de aanleg van de Oostelijke Randweg tussen de N470 en de nieuwbouwwijk Ackerswoude in Pijnacker. Deze randweg wordt in het bestemmingsplan "Oostland-Pijnacker" planologisch mogelijk gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft het college voor de woning van [appellant] aan de [locatie] een hogere waarde van 50 dB vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Aan het bestreden besluit ligt het akoestisch rapport van Tauw "Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Oostland Pijnacker en Oostland Berkel" van 23 november 2012 (hierna: het akoestisch onderzoek) ten grondslag.
3. [appellant] betoogt dat de beoogde knip in de Hoogseweg ten onrechte niet is gegarandeerd, terwijl in het akoestisch onderzoek bij het berekenen van de verwachte geluidhinder wel is uitgegaan van deze knip. Volgens [appellant] is deze knip niet opgenomen in het bestemmingsplan en staat niet vast dat het benodigde verkeersbesluit zal worden genomen. De toezegging van de raad dat een nieuw onderzoek naar de akoestische situatie zal worden uitgevoerd als de knip niet wordt gerealiseerd, is volgens [appellant] onvoldoende, omdat dit onderzoek volgens hem niet verplicht is. Tot slot betwijfelt [appellant] of de geluidhinder op het perceel [locatie] beperkt blijft tot de vastgestelde hogere waarde.
3.1. De raad erkent dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een knip in de Hoogseweg, welke niet in het plan is voorzien. Volgens de raad zal deze knip na aanleg van Oostelijke Randweg worden gerealiseerd door een te nemen verkeersbesluit. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat de akoestische situatie aanvaardbaar blijft, aldus de raad.
3.2. In het akoestisch onderzoek is bij het berekenen van de geluidbelasting op de voorgevel van de [locatie] uitgegaan van een knip in de Hoogseweg. Het verkeersbesluit voor deze knip in de Hoogseweg was ten tijde van het bestreden besluit nog niet genomen. Ter zitting heeft het college toegezegd dat het benodigde verkeersbesluit bij aanleg van de Oostelijke Randweg zal worden genomen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in het bestreden besluit en het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van een knip in de Hoogseweg.
Voor zover [appellant] betwijfelt of de geluidhinder beperkt blijft tot de vastgestelde hogere waarde, overweegt de Afdeling dat de vastgestelde hogere waarde is ontleend aan de uitkomsten van het akoestisch onderzoek. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het akoestisch onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis bevat dat het college het onderzoek niet redelijkheid als uitgangspunt heeft mogen gebruiken.
Voor zover de bezwaren van [appellant] zien op het bestemmingsplan ten behoeve waarvan de hogere waarde is vastgesteld, zijn deze bezwaren behandeld in de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201309013/1/R4.
Het betoog faalt.
4. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Bijleveld
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2014
528-767.