ECLI:NL:RVS:2014:3247

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
201401912/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Vernieuwbouw stadhuis Markt 22 te Wageningen

Op 13 januari 2014 heeft de raad van de gemeente Wageningen het bestemmingsplan "Vernieuwbouw stadhuis, Markt 22" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend te Wageningen, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 8 augustus 2014, waar de appellant en de raad, vertegenwoordigd door H.G. van Olderen en J.J.H. van Eeuwijk, beiden werkzaam bij de gemeente, aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die nodig zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. De appellant betoogde dat er geen zorgvuldig onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties voor het stadhuis en dat onvoldoende rekening is gehouden met verkeersveiligheid. De raad stelde echter dat het nut en de noodzaak van het plan en de alternatieve locatie in voldoende mate zijn onderzocht.

De Afdeling overwoog dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het stadhuis aan de Markt 22 te verbouwen en uit te breiden. De uitbreiding van het stadhuis is bedoeld om de samenwerking en dienstverlening naar burgers te verbeteren. De Afdeling concludeerde dat de raad voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeersveiligheid en dat de uitbreiding geen verkeersonveilige situaties zal veroorzaken. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401912/1/R2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Wageningen,
en
de raad van de gemeente Wageningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Vernieuwbouw stadhuis, Markt 22" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door H.G. van Olderen en J.J.H. van Eeuwijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de mogelijkheid tot verbouwing en uitbreiding van het stadhuis aan de Markt 22 in het centrum van Wageningen. De uitbreiding is voorzien op de direct aansluitende parkeervoorziening ten oosten van het stadhuis. Het bebouwd grondoppervlak van de uitbreiding bedraagt 312 m². Het bruto vloeroppervlak van de uitbreiding heeft een omvang van 673 m².
3. [appellant] betoogt dat ten onrechte geen zorgvuldig onderzoek is gedaan naar een alternatieve locatie voor het stadhuis en naar het nut en de noodzaak van het plan. Voorts betoogt hij dat onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersveiligheid. In dit verband stelt hij dat de in het plan voorziene openbare fietsenstalling kan leiden tot verkeersonveilige situaties aan de Niemeijerstraat. Verder stelt hij dat de uitbreiding van het stadhuis het zicht ontneemt aan verkeer dat vanaf de Markt de Niemeijerstraat wil inrijden. Daarnaast stelt hij dat het laden en lossen aan de Niemeijerstraat eveneens tot verkeersonveilige situaties kan leiden. [appellant] betoogt voorts dat bij het onderzoek naar de parkeerbehoefte is uitgegaan van een onjuiste parkeernorm, nu is uitgegaan van een kantoor zonder baliefunctie en er wel een balie in het stadhuis aanwezig is.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat het nut en de noodzaak van het plan en de alternatieve locatie in voldoende mate zijn onderzocht en dat op goede ruimtelijke gronden is gekozen voor de locatie aan de Markt 22. Voorts is volgens de raad voldoende onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid, nu uit een berekening is gebleken dat de ontwikkeling slechts een beperkte toename van verkeersintensiteit tot gevolg heeft in een gebied waar een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt. De raad stelt zich op het standpunt dat met de inrichting van het plan en met de mogelijkheid tot verkeerskundige aanpassingen, een verkeersveilige situatie kan worden gegarandeerd. Ten slotte stelt de raad zich op het standpunt dat is uitgegaan van een juiste parkeernorm, nu de baliefunctie al ter plaatse aanwezig is.
5. In de verbeelding is weergegeven dat aan de gronden de bestemming "Maatschappelijk" is toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:
a. openbare dienstverlening;
b. fietsenstalling tevens toegankelijk voor openbaar publiek;
[…]
6. Ten aanzien van het betoog dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar nut en noodzaak en alternatieve locaties, overweegt de Afdeling het volgende.
De raad stelt zich op het standpunt dat de uitbreiding van het stadhuis een verbetering betekent voor de samenwerking en de dienstverlening naar burgers toe, nu de medewerkers van de gemeente grotendeels binnen één gebouw werkzaam zullen zijn. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.
De raad dient voorts bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voormalige Bestuursgebouw Wageningen UR minder geschikt is voor de beoogde ontwikkeling dan de locatie Markt 22 doordat het minder centraal is gelegen, te ruim is, niet voldoet aan de eisen van brandveiligheid en omvangrijke verbouwingen vergt. Verder zou de benodigde basisinvestering relatief hoog zijn, hetgeen is bevestigd door een extern bureau dat in opdracht van de gemeente een onderzoek heeft gedaan naar de kosten. Onder deze omstandigheden heeft de raad in redelijkheid voor het plangebied kunnen kiezen.
Het betoog faalt.
6.1. Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersveiligheid, overweegt de Afdeling het volgende. Blijkens de plantoelichting ligt aan het plan een berekening ten grondslag van de verwachte toename van het aantal motorvoertuigbewegingen. Er worden 35 extra motorvoertuigbewegingen verwacht. [appellant] heeft de juistheid van deze berekening niet betwist. De raad heeft ter zitting nader toegelicht dat het grootste gedeelte van deze motorvoertuigbewegingen zich niet zal voordoen bij het stadhuis, maar bij de parkeerplaatsen, die op een aanvaardbare loopafstand van het stadhuis zijn gelegen. Voorts zal het grootste gedeelte van de 35 extra motorvoertuigen per etmaal naar verwachting van medewerkers van de gemeente zijn. De medewerkers van de gemeente ontvangen geen parkeervergunning voor het centrumgebied. Zij kunnen aan de Costerweg of het Salverdaplein parkeren. Bovendien heeft de raad in aanmerking genomen dat een groot deel van de omgeving van het stadhuis autoluw is of een 30 km/u zone heeft. Voor zover [appellant] aanvoert dat het zicht van bestuurders van motorvoertuigen, die vanaf de Markt de Niemeijerstraat in willen rijden, wordt belemmerd door de uitbreiding van het stadhuis, overweegt de Afdeling dat de raad onweersproken heeft gesteld dat de gevel van de nieuwbouw in lijn komt te liggen met de bestaande gevels.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat realisering van de uitbreiding het zicht van het verkeer ter plaatse dusdanig zal verminderen dat een verkeersonveilige situatie ontstaat. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat ter plaatse een 30 km/u zone geldt. Ter zitting heeft [appellant] voorts erkend dat fietsers vanuit de voorziene openbare fietsenstalling tegenover zijn woning zich eerst op de stoep begeven en daarna pas op de weg en dat dit vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is. Het betoog faalt.
6.2. Ten aanzien van de ter zitting door [appellant] uitgesproken vrees dat de openbare ruimte bij de fietsenstalling zal worden gebruikt als rokersplek en dat mensen zich ter plaatse lang zullen ophouden, overweegt de Afdeling dat een dergelijk gebruik van de openbare ruimte geen regeling vindt in het bestemmingsplan. Voor zover [appellant] overlast vreest, betreft dat een kwestie van handhaving van de openbare orde, hetgeen in deze procedure niet ter beoordeling staat.
Het betoog faalt.
6.3. Voor zover [appellant] verkeersonveilige situaties vreest van het laden en lossen van vrachtauto’s ter plaatse van het stadhuis, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat het plan in de weg staat aan het nemen van een verkeersmaatregel voor een laad- en losplaats bij het stadhuis. Overigens heeft de raad toegelicht dat het laden en lossen zal plaatsvinden aan het Raadhuisplein en dat de Boterstraat zal dienen als aanrijroute voor vrachtverkeer. Bovendien behoeft het vrachtverkeer in dat geval niet achteruit te rijden. Weliswaar zal de aanrijroute op de wekelijkse woensdagmarkt niet kunnen worden gebruikt, maar de raad heeft ervan mogen uitgaan dat op marktdagen verkeersmaatregelen worden genomen, waardoor de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht. Voor zover [appellant] vreest dat vrachtauto’s die op woensdagen bij het stadhuis goederen moeten afleveren op de stoep zullen parkeren, overweegt de Afdeling dat dit een kwestie is van handhaving van verkeersregels. Handhaving van verkeersregels staat in deze procedure niet ter beoordeling.
Het betoog faalt.
6.4. Ten aanzien van het betoog dat bij het onderzoek naar de parkeerbehoefte is uitgegaan van een onjuiste parkeernorm, overweegt de Afdeling het volgende. Voor de berekening van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte is de raad uitgegaan van een ‘kantoor zonder baliefunctie’. Volgens het gemeentelijke parkeerbeleid, dat is vastgelegd in de ‘Parkeernormen 2008’, bedraagt de gehanteerde parkeernorm 1,2 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak voor kantoorruimte zonder baliefunctie. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad deze parkeernorm niet heeft kunnen hanteren. Daarbij is in aanmerking genomen dat alle baliefuncties reeds zijn ondergebracht in het bestaande gebouw aan de Markt 22. De huidige baliefuncties worden niet uitgebreid. [appellant] heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat de parkeerdruk in de directe omgeving van het plangebied ontoelaatbaar zal toenemen als gevolg van het plan.
Het betoog faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2014
12-815.