201304379/3/R2.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Doornspijk, gemeente Elburg,
en
de raad van de gemeente Elburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Huisdijk - Gerichtenweg" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2013, waar [appellanten], bijgestaan door [gemachtigde] en F.J. Kroese, en de raad, vertegenwoordigd door W. Vierhuizen en mr. J.D. Post, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 9 oktober 2013 in zaak nr. 201304379/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 25 maart 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft te kennen gegeven bij besluit van 16 oktober 2013, het gebrek in het besluit van 25 maart 2013 te hebben hersteld.
Bij brief van 23 oktober 2013 is [appellanten] in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 25 maart 2013
1. De Afdeling heeft in overweging 8 van de tussenuitspraak naar aanleiding van het desbetreffende betoog van [appellanten] overwogen dat de raad onvoldoende inzicht heeft geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan en geoordeeld dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro).
2. Gelet hierop is het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 25 maart 2013 gegrond en dient dit besluit te worden vernietigd.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 6 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 8 alsnog toereikend inzicht te verschaffen in de financiële uitvoerbaarheid van het plan als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro.
4. [appellanten] voert in zijn zienswijze onder meer aan dat de planbeschrijving onjuist is weergegeven in de tussenuitspraak, nu het plan volgens hem voorziet in de bouw van 11 tot 16 nieuwe woningen en een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van één woning. Voorts voert hij aan dat in de tussenuitspraak ten aanzien van de vastgestelde planbegrenzing is uitgegaan van een onjuist uitgangspunt wat betreft de situering van de door hem gewenste woning.
Voor zover [appellanten] zich keert tegen deze overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.
Het besluit van 16 oktober 2013
5. Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het plan gewijzigd vastgesteld door inzicht in de financiële uitvoerbaarheid van het plan te bieden door de exploitatieopzet ten behoeve van de voorziene woningen als bijlage aan het plan toe te voegen en de plantoelichting op dit punt aan te vullen. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Het beroep van [appellanten] wordt gelet op deze bepaling geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 16 oktober 2013.
6. [appellanten] voert in zijn zienswijze aan dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen en dat deze gelet op de huidige marktomstandigheden daadwerkelijk zullen kunnen worden verkocht.
7. In de tussenuitspraak is de raad op dit punt geen opdracht gegeven. [appellanten] heeft met zijn zienswijze zijn beroepsgronden uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Anders dan [appellanten] betoogt, betreft de vraag of het plan financieel uitvoerbaar is door het ontbreken van inzicht in de exploitatieopzet een andere dan de vraag of behoefte bestaat aan de voorziene woningen en of deze verkocht zullen kunnen worden. Het opnieuw vastgestelde plan wijkt op dit punt niet af van het als eerste vastgestelde plan. Niet is gebleken dat [appellanten] dit betoog redelijkerwijs niet eerder naar voren hadden kunnen brengen. Dit betekent dat de zienswijze op dit punt buiten inhoudelijke bespreking moet blijven.
Nu [appellanten] in de zienswijze geen gronden heeft aangevoerd met betrekking tot het onderwerp van de in de tussenuitspraak gegeven opdracht, is het van rechtswege ontstane beroep van [appellanten] tegen het besluit van 16 oktober 2013 ongegrond.
Proceskosten
8. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen het besluit van 25 maart 2013 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Elburg van 25 maart 2013;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van 16 oktober 2013 ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Elburg aan [appellant A] en [appellante B] het door hun voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Fenwick
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
608.