ECLI:NL:RVS:2014:3228

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
201400459/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van zorgtoeslag en huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen en de gevolgen voor het recht op respect voor privéleven

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 2 januari 2014 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluiten van 22 en 29 december 2012 de voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag van [appellant] over 2012 herzien naar nihil en het teveel betaalde teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht had gehandeld, omdat [appellant] in dat jaar geen rechtmatig verblijf in Nederland had.

[Appellant] betoogt in hoger beroep dat de herziening van de toeslagen in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privéleven waarborgt. Hij stelt dat hij door de herziening zijn woning heeft verloren en dat zijn bijzondere omstandigheden, zoals zijn verleden van mishandeling en de armoede waarin hij leeft, niet zijn meegewogen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de verstrekking van huur- of zorgtoeslag niet is bedoeld om het bestaansminimum te waarborgen en dat er geen positieve verplichting bestaat om deze toeslagen te verstrekken aan vreemdelingen zonder verblijfsrecht.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de herziening van de voorschotten niet in strijd is met het EVRM. De door [appellant] aangevoerde omstandigheden zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de herziening van de toeslagen onrechtmatig maken. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

201400459/1/A2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 januari 2014 in zaak nr. 13/1258 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2012, aangevuld bij besluit van 29 december 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag van [appellant] over 2012 herzien naar nihil, en het teveel betaalde teruggevorderd.
Bij besluit van 22 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 23 juni 2014 ter zitting aan de orde gesteld.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan de bij bezwaar gehandhaafde besluiten van 22 en 29 december 2012 ten grondslag gelegd dat [appellant] geen recht heeft op voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag over 2012, omdat hij in dat jaar geen rechtmatig verblijf in Nederland had.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen, door de voorschotten zorgtoeslag en huurtoeslag te herzien naar nihil en het teveel betaalde terug te vorderen, in strijd heeft gehandeld met artikel 8 van het EVRM. Hij voert daartoe aan dat hij door het op nihil stellen van de huurtoeslag over 2012 en het terugvorderen van de reeds ontvangen toeslag de huur niet meer kon betalen. Daardoor heeft hij zijn woning verloren. [appellant] wijst voorts op de verkrachting, mishandeling en marteling die hij in zijn geboorteland Irak heeft ondergaan, de posttraumatische stress stoornis, depressie en angststoornis die hij als gevolg daarvan heeft ontwikkeld, en de armoede waarin hij momenteel leeft. De rechtbank heeft niet onderkend dat de armoede waarin [appellant] leeft en zijn bijzondere kwetsbaarheid als bijzondere omstandigheden moeten worden aangemerkt waardoor artikel 10 van de Vw 2000 wegens strijd met artikel 8 van het EVRM buiten toepassing moet worden gelaten, aldus [appellant] .
3.1. De Afdeling heeft eerder (onder meer in de uitspraak van 29 januari 2014, in zaak nr. 201302396/1/A2) overwogen dat de verstrekking van huur- of zorgtoeslag niet strekt tot het waarborgen van het bestaansminimum. Dit betekent naar het oordeel van de Afdeling dat uit artikel 8 van het EVRM geen positieve verplichting voortvloeit tot verstrekking van deze toeslagen. Een positieve verplichting als hier aan de orde rust primair op de bestuursorganen die zijn belast met de uitvoering van voorzieningen voor vreemdelingen. Ten aanzien van vreemdelingen die niet beschikken over een verblijfstitel als bedoeld in artikel 8, onder a, tot en met e en l van de Vw 2000, zoals [appellant], moet worden aangenomen dat niet met de verstrekking van een huur- en zorgtoeslag gestalte moet worden gegeven aan door artikel 8 van het EVRM gewaarborgde positieve verplichtingen. De rechtbank heeft in het betoog van [appellant] derhalve terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten voor huur- en zorgtoeslag te herzien strijd oplevert met artikel 8 van het EVRM.
3.2. In zoverre [appellant] betoogt dat de herziening van de voorschotten voor huur- en zorgtoeslag strijd oplevert met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM in samenhang met het in artikel 8 van het EVRM besloten recht op respect voor het familie- en gezinsleven, overweegt de Afdeling het volgende. Uit het arrest van het EHRM van 22 maart 2012 inzake Konstatin Markin tegen Rusland, nr. 30078/06, overweging 129. en verder (www.echr.coe.int) vloeit voort dat aan de beoordeling van een zodanig betoog niet eerst kan worden toegekomen indien sprake is van schending van een uit artikel 8 EVRM voortvloeiende positieve verplichting, maar dat voldoende is dat de gevraagde voorziening binnen de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM valt.
3.3. Aan het door de Belastingdienst/Toeslagen toegepaste artikel 10 van de Vw 2000 ligt het koppelingsbeginsel ten grondslag. Onder verwijzing naar uitspraken van 22 december 2010 in zaak nr. 200909234/1/H2 en 26 juni 2013 in zaak nr. 201210452/1/A2 overweegt de Afdeling dat, gezien het met het koppelingsbeginsel nagestreefde doel, dit beginsel op zichzelf een redelijke en objectieve rechtvaardiging biedt voor het onderscheid tussen enerzijds een persoon met de Nederlandse nationaliteit of een vreemdeling met een verblijfsrecht ingevolge artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vw 2000 en anderzijds een vreemdeling, zoals [appellant] , die een zodanig verblijfsrecht niet heeft.
3.4. Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen in hiervoor vermelde uitspraken, vinden ingevolge artikel 94 van de Grondwet wettelijke voorschriften evenwel geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Het herzien van voorschotten huur- en zorgtoeslag kan onder zeer bijzondere omstandigheden in het concrete geval worden aangemerkt als zijnde in strijd met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM in samenhang met het in artikel 8 van het EVRM besloten recht op respect voor het familie- en gezinsleven, in welk geval de desbetreffende bepaling buiten toepassing moet worden gelaten. De Belastingdienst/Toeslagen dient een beroep op zeer bijzondere omstandigheden zelfstandig te beoordelen.
3.5. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het herzien van de aan [appellant] verstrekte voorschotten huur- en zorgtoeslag niet strijdig is met artikel 14 gelezen in verbinding met artikel 8 van het EVRM. De door [appellant] gestelde omstandigheden betreffen de redenen van zijn vlucht naar Nederland in 2008, waaronder mishandeling. Voorts betreft het de omstandigheid dat de woning van [appellant] vanwege het niet langer kunnen betalen van de huur is ontruimd. Deze omstandigheden zijn ieder voor zich geen bijzondere omstandigheden die in dit geval de herziening van voorschotten huur- en zorgtoeslag strijdig doet zijn met het discriminatieverbod in samenhang met het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Voor zover [appellant] door de terugvordering van het teveel betaalde in financiële problemen raakt, kan hij de Belastingdienst/Toeslagen verzoeken een betalingsregeling te treffen.
3.6. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2014
362-809.