ECLI:NL:RVS:2014:3211

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
201310641/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitbetaling subsidie collectief agrarisch natuurbeheer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een maatschap tegen de weigering van het college van gedeputeerde staten van Groningen om een subsidie voor collectief agrarisch natuurbeheer over het beheerjaar 2011 uit te betalen. Het college had op 24 september 2012 besloten om de uitbetaling van de subsidie te weigeren, omdat de maatschap in de Gecombineerde Opgave voor dat jaar had aangegeven geen uitbetaling aan te vragen. Dit besluit werd later door het college bevestigd in een besluit van 16 november 2012, waarin het bezwaar van de maatschap niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 10 oktober 2013 dat het bezwaar van de maatschap gegrond was en vernietigde het besluit van 24 september 2012. De rechtbank stelde dat de maatschap niet kon worden tegengeworpen dat zij de uitbetaling van de subsidie niet had aangevraagd, omdat de subsidie op dat moment nog niet was verleend. De maatschap had de Gecombineerde Opgave tijdig ingediend, maar kon in die aanvraag geen uitbetaling vragen voor een subsidie die nog niet was toegekend.

Tegen deze uitspraak heeft de maatschap hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak vervolgens behandeld en vastgesteld dat de maatschap in de Gecombineerde Opgave, die op 12 mei 2011 was ingediend, wel degelijk om uitbetaling van de subsidie had kunnen vragen, aangezien de subsidie op 11 maart 2011 was verleend. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de weigering van de subsidie werd gehandhaafd.

De Raad van State concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

201310641/1/A2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de maatschap [appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2013 in zaak nr. 12/1354 in het geding tussen:
de maatschap
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2012 heeft het college de maatschap de uitbetaling van een subsidie voor collectief agrarisch natuurbeheer over beheerjaar 2011 geweigerd.
Bij besluit van 16 november 2012 heeft het college het door de maatschap daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 oktober 2013 heeft de rechtbank het door de maatschap daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het tegen het besluit van 24 september 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de maatschap hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling stellen de lidstaten, onverminderd de specifieke bepalingen van deze verordening, passende procedures voor de indiening van steunaanvragen vast.
Ingevolge het tweede lid dient de begunstigde voor maatregelen die meerjarige verbintenissen inhouden, een jaarlijkse betalingsaanvraag in. Ingevolge artikel 8, eerste lid, worden voor alle contracten die na 1 januari 2007 ingaan, de betalingsaanvragen in het kader van de oppervlaktegebonden maatregelen ingediend overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 (hierna: Verordening EG/796/2004). Ingevolge het tweede lid wordt, indien de lidstaat het bepaalde in artikel 4, tweede lid, tweede alinea, van de onderhavige verordening toepast, de betalingsaanvraag geacht overeenkomstig artikel 11 van Verordening EG/796/2004 te zijn ingediend.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (hierna: Verordening EG/1122/2009) mag een landbouwer die steun aanvraagt in het kader van welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook, slechts één verzamelaanvraag per jaar indienen.
Ingevolge het tweede lid wordt de verzamelaanvraag ingediend uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum, die niet later is dan 15 mei.
2. Bij besluit van 11 maart 2011 heeft het college de maatschap op grond van de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer subsidie verleend voor collectief agrarisch natuurbeheer in de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016. Daarin is vermeld dat de maatschap jaarlijks zelf via de Gecombineerde Opgave om uitbetaling van de subsidie moet vragen.
Aan het besluit van 24 september 2012, zoals gehandhaafd bij besluit van 16 november 2012, voor zover thans van belang, heeft het college ten grondslag gelegd dat de maatschap in de Gecombineerde Opgave voor het beheerjaar 2011 niet om uitbetaling van de subsidie heeft gevraagd, aangezien zij bij de vraag of uitbetaling van die subsidie wordt aangevraagd, het vakje "nee" heeft aangekruist.
3. De maatschap betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat haar niet kan worden tegengeworpen dat zij de uitbetaling van de subsidie niet heeft aangevraagd. Zij was ingevolge artikel 11, tweede lid, van Verordening EG/1122/2009 gehouden uiterlijk op 15 mei 2011 de Gecombineerde Opgave in te dienen. Omdat de subsidie toen nog niet was verleend, kon zij daarin niet om de uitbetaling ervan vragen, aldus de maatschap.
3.1. Het betoog faalt. Uit de door het college overgelegde stukken blijkt dat de subsidie bij besluit van 11 maart 2011 aan de maatschap is verleend. De maatschap had derhalve in de Gecombineerde Opgave, die zij op 12 mei 2011 heeft ingediend, om uitbetaling van de subsidie kunnen vragen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Verheij w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2014
686.