201308864/1/R3.
Datum uitspraak: 27 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], gevestigd, onderscheidenlijk wonend, te [plaats], (hierna samen en in enkelvoud: [appellante sub 1]),
2. de vereniging IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Valkenswaard-Waalre, gevestigd te Valkenswaard,
3. [appellant sub 3], wonend te Waalre,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Waalre,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1], IVN en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2014, waar IVN, vertegenwoordigd door ir. P.J. Remmen, [appellant sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door drs. K.P.J. de Jong, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellante sub 1]
2. Het beroep van [appellante sub 1] is gericht tegen de planregeling voor het perceel [locatie a], voor zover op dit perceel een vergunningenstelsel geldt voor het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen. [appellante sub 1] voert aan dat in de bestaande situatie op dit perceel elektriciteits- en waterleidingen aanwezig zijn en dat uit de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012 in zaak nr. 201109113/1/A1, volgt dat deze voorzieningen legaal aanwezig zijn op het perceel. Bovendien volgt volgens haar ook uit eerder gevoerde correspondentie met het gemeentebestuur dat het gemeentebestuur in het verleden toestemming heeft verleend voor de aanleg van water- en elektriciteitsleidingen. Verder stelt zij dat het provinciale bestuur geen bezwaar heeft tegen de aanleg van kabels en leidingen op dit perceel. [appellante sub 1] betoogt dat in dit licht bezien de raad in de planregels had dienen op te nemen dat het vereiste van een omgevingsvergunning niet geldt voor het perceel [locatie a]. Verder stelt [appellante sub 1] dat de raad bij de beantwoording van haar zienswijze niet is ingegaan op hetgeen zij in de zienswijze heeft aangevoerd over de mogelijkheid om op het perceel water- en elektriciteitsleidingen aan te leggen en het bestreden besluit ook om die reden op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het met het oog op de bescherming en instandhouding van natuurwaarden noodzakelijk is om een omgevingsvergunningenstelsel op te nemen voor werken en werkzaamheden als de aanleg van leidingen en riolering. Indien de aanleg van nieuwe leidingen en riolering op het perceel past binnen het in het plan opgenomen omgevingsvergunningenstelsel en wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden, kan voor de aanleg van deze leidingen een omgevingsvergunning worden verleend, aldus de raad.
2.2. Aan het perceel [locatie a] is de bestemming "Natuur" toegekend.
Ingevolge artikel 13, lid 13.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;
Ingevolge lid 13.4.1 is het verboden om op de voor "Natuur" aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
[…];
i. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
Ingevolge lid 13.4.2 geldt het in lid 13.4.1 genoemde verbod niet voor werken en/of werkzaamheden:
a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
b. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
2.3. In haar zienswijze heeft [appellante sub 1] onder andere naar voren gebracht dat ten behoeve van het bestaande tuinhuis op het perceel dient te worden voorzien in de mogelijkheid om op het perceel riolering en elektriciteitsleidingen aan te leggen. In de Nota van beantwoording Zienswijzen heeft de raad hierop onder 6.2 gereageerd. Anders dan [appellante sub 1] betoogt is de raad hiermee ingegaan op hetgeen [appellante sub 1] naar voren heeft gebracht over de aanleg van riolerings- en elektriciteitsleidingen. Gelet hierop mist het betoog feitelijke grondslag.
2.4. Niet in geschil is dat op een deel van het perceel legaal aangebrachte elektriciteits- en waterleidingen aanwezig zijn. Ingevolge artikel 13, lid 13.4.1, onder i, van de planregels dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd voor het aanbrengen van elektriciteits- of waterleidingen. Voor zover [appellante sub 1] betoogt dat voor de aanwezigheid van deze bestaande legale leidingen op het perceel een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, gaat zij uit van een onjuiste lezing van de planregeling.
De plantoelichting vermeldt dat de gronden met de bestemming "Natuur" deel uitmaken van bestaande natuurgebieden. Deze gronden zijn bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden. Gelet hierop vindt de raad het vereiste van een omgevingsvergunning voor de aanleg van water- en elektriciteitsleidingen en riolering op dit perceel noodzakelijk. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Voor zover het provinciaal bestuur geen bezwaren heeft geuit tegen de aanleg van kabels en leidingen op dit perceel, geldt dat het de raad vrijstond om een nadere eigen afweging te maken en dat het vergunningenstelsel in beginsel ook niet in de weg staat aan de genoemde voorzieningen.
Het betoog faalt.
2.5. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellante sub 1] ongegrond.
Het beroep van IVN
3. Ter zitting heeft IVN de beroepsgrond dat de raad heeft nagelaten om een verzoek tot herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) in te dienen bij het college van gedeputeerde staten, teneinde gronden die zijn aangewezen voor natuurcompensatie op te nemen in de EHS, ingetrokken.
4. Het beroep van IVN heeft betrekking op de wijze waarop de natuurwaarden in het plan worden beschermd. IVN stelt dat de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening heeft gehouden met de belangen en zienswijzen van anderen dan het gemeentebestuur. Verder voert zij aan dat een viertal percelen waaraan een natuurbestemming is toegekend in het verleden is aangewezen voor natuurcompensatie voor elders binnen het grondgebied van de gemeente gelegen gronden binnen de EHS die zijn herbestemd in verband met woningbouw. Het plan biedt evenwel volgens haar onvoldoende waarborgen voor het behoud van natuurwaarden en voor de uitvoering van de natuurcompensatie. Verder betoogt IVN dat op de verbeelding ook een gebiedsaanduiding van de EHS als weergegeven in de Verordening ruimte 2012 moet worden opgenomen. Als dit niet mogelijk is moet in ieder geval worden voorzien in een directe koppeling tussen de digitale verbeelding en de digitale kaarten die horen bij de provinciale Verordening, aldus IVN.
4.1. De raad neemt het standpunt in dat de bestemming "Natuur" in overeenstemming is met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen van 2012 en dat met de planregeling voor de gronden binnen de bestemming "Natuur" voldoende bescherming wordt geboden voor het behoud en de verdere ontwikkeling van natuurwaarden.
4.2. De Afdeling stelt vast dat aan alle door IVN bedoelde gronden die in het verleden zijn aangewezen voor natuurcompensatie in het plan de bestemming "Natuur" is toegekend.
Ingevolge artikel 13, lid 13.1, van de planregels zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor:
a. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;
b. de instandhouding, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de in lid 33.5 genoemde cultuurhistorische vlakken;
c. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
d. bestaande verharde en onverharde wegen;
e. agrarisch natuurbeheer, uitsluitend voorzover de natuur- en landschapswaarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
f extensief recreatief medegebruik;
g. daarbijbehorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden.
4.3. Voor zover IVN aanvoert dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende haar zienswijze en de door haar genoemde belangen heeft meegewogen, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Verder ziet de Afdeling in het aangevoerde over het betrekken van IVN bij de planvorming geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van onregelmatigheden in de bestemmingsplanprocedure.
Het betoog faalt.
4.4. Aan de door IVN bedoelde percelen heeft de raad in het plan een natuurbestemming toegekend. Het plan voorziet binnen deze bestemming in de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, zodat het plan niet in de weg staat aan de realisatie van natuur op deze gronden. Overigens heeft de raad verklaard de intentie te hebben om de compensatie uit te voeren waartoe in samenwerking met de provincie een plan voor gebiedsontwikkeling wordt voorbereid voor een gebied waarvan de bedoelde percelen deel uitmaken.
Verder volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening noch uit enige andere regeling de verplichting om in de verbeelding een verwijzing op te nemen naar de EHS als aangegeven in de bij de Verordening ruimte 2012 behorende overzichtskaart of om in de op de website www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar gestelde digitale verbeelding een koppeling op te nemen naar de relevante digitale provinciale kaarten.
Het betoog faalt.
4.5. Gelet op het voorgaande is het beroep van IVN ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 3]
5. Het beroep van [appellant sub 3] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - Villabebouwing" voor het perceel met kavelnummer […] aan de [locatie], met daarop een bouwvlak waarbinnen de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing 343 m2 bedraagt. [appellant sub 3] voert aan dat de raad bij de bepaling van dit maximale bebouwingsoppervlak ook het oppervlak van het perceel kadastraal bekend gemeente Waalre, sectie [...], nummer [1] had moeten betrekken.
[appellant sub 3] stelt dat de juridische levering van dit laatste perceel door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B&D Bouw en Ontwikkeling B.V. aan hem weliswaar nog niet had plaatsgevonden en nog niet was geregistreerd door de Dienst voor het kadaster ten tijde van de vaststelling van het plan, maar dat al in 2008 overeenstemming was bereikt over de eigendomsoverdracht van dit perceel en dat al sinds een paar jaar het voornemen bestond bij Bouw en Ontwikkeling om de juridische levering hiervan te voltooien. Met het oog hierop had de raad dienen uit te gaan van het grondoppervlak van de percelen [2], [3] en [1] samen en het maximaal toegestane oppervlak aan bebouwing binnen het bouwvlak dienen vast te stellen op 380 m2.
5.1. De raad neemt het standpunt in dat in aansluiting op het vorige plan het maximaal toegestane bebouwingsoppervlak is vastgesteld op 5 procent van het grondoppervlak van de aaneengesloten percelen en dat daarbij is uitgegaan van de eigendomsverhoudingen zoals deze bekend waren op het moment van de vaststelling van het plan.
5.2. Niet in geschil is dat in het vorige plan het maximaal toegestane bebouwingsoppervlak 5 procent bedroeg van het grondoppervlak van de desbetreffende percelen. In het plan heeft de raad dat percentage met het oog op de rechtszekerheid vervangen door een maximaal toegestaan oppervlak aan bebouwing. Dit maximale bebouwingsoppervlak heeft de raad in aansluiting op het vorige plan gebaseerd op het maximale bebouwingspercentage van 5 procent en de eigendomsverhoudingen op aaneengesloten percelen, zoals deze waren geregistreerd bij het kadaster op het moment dat het plan werd vastgesteld. Deze systematiek is als zodanig niet in geschil. De raad had volgens [appellant sub 3] echter perceel [1] mee moeten nemen bij de vaststelling van het maximaal toegestane bebouwingsoppervlak binnen het bouwvlak op kavelnummer […]. De levering van het perceel aan hem was weliswaar nog niet voltooid, maar wel aanstaande. In dit verband overweegt de Afdeling als volgt. Op basis van de percelen [2] en [3] heeft de raad de maximaal toegestane bebouwing op de gronden van [appellant sub 3] vastgesteld op 343 m2. Niet in geschil is dat perceel [1] in het kadaster als eigendom van Bouw en Ontwikkeling staat geregistreerd. De raad wist noch behoorde te weten dat de eigendom hiervan zou worden overgedragen aan [appellant sub 3]. Gelet op het vorenstaande heeft de raad ook voor het bouwvlak van [appellant sub 3] in redelijkheid uit kunnen gaan van de op de omliggende percelen gehanteerde systematiek, waarbij een maximaal bebouwingsoppervlak wordt vastgesteld op basis van 5 procent van het oppervlak van de aaneengesloten percelen, uitgaande van de in het kadaster opgenomen gegevens over de eigendomsverhoudingen.
Het betoog faalt.
5.3. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 3] ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, griffier.
w.g. Michiels w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2014
413-656.