ECLI:NL:RVS:2014:3167

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
201400483/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Centrum, herziening 2013 en de ontvankelijkheid van het beroep

Op 20 augustus 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Centrum, herziening 2013" van de gemeente Sint-Oedenrode. Het beroep is ingesteld door een appellant die zich niet kon vinden in de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad op 10 oktober 2013. De appellant betoogde dat het plan onvoldoende rekening hield met de cultuurhistorische waarden in het gebied, met name aan de noordzijde van de Corridor en de Hertog Hendrikstraat. De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellant geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, omdat hij op een afstand van minimaal 250 meter van de betrokken plandelen woont. Hierdoor was hij niet in staat om een rechtstreeks belang aan te tonen, wat leidde tot de conclusie dat zijn beroep niet-ontvankelijk was voor deze specifieke gronden.

De Afdeling heeft verder overwogen dat de gemeenteraad voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de ingediende zienswijzen en dat het niet noodzakelijk is om op elk argument afzonderlijk in te gaan. De appellant heeft ook betoogd dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de cultuurhistorische waarden, maar de Afdeling oordeelde dat de raad de relevante waarden had erkend en dat de bestemmingen adequaat waren toegekend. De Afdeling concludeerde dat de raad niet in strijd met het recht heeft gehandeld en dat het bestemmingsplan op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van de appellant, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de gemeenteraad bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de terughoudende toetsing door de Afdeling.

Uitspraak

201400483/1/R3.
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Sint-Oedenrode,
en
de raad van de gemeente Sint-Oedenrode,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum, herziening 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door L.W.T.A.M. Vulders, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] richt zich tegen diverse bestemmingen aan de noordzijde van de Corridor en de Hertog Hendrikstraat. Hij betoogt dat het plan onvoldoende de cultuurhistorische waarden daar beschermt. Volgens [appellant] had de contour van het beschermd stadsgezicht, zoals die is weergegeven in de Notitie Gebiedsgerichte bescherming Markt e.o. Sint Oedenrode (hierna: de notitie) en die door de raad ten grondslag is gelegd aan het plan, ruimer moeten worden getrokken.
2.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb kan een belanghebbende beroep bij de Afdeling instellen tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. [appellant] woont op een afstand van minimaal 250 meter tot de bestreden plandelen die volgens [appellant] ten onrechte niet als beschermd stadsgezicht zijn aangemerkt. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op de door [appellant] bestreden plandelen mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
2.3. De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit voor zover dat ziet op voormelde gronden aan de noordzijde van de Corridor en de Hertog Hendrikstraat als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 van de Awb, geen beroep kan instellen. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
3. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte niet gemotiveerd op alle door hem ingediende zienswijzen is ingegaan.
Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
4. [appellant] betoogt dat de raad bij het vaststellen van het plan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Zo ontbreekt volgens hem een bescherming van de cultuurhistorische waarden van de stoep rond het pand Markt 2 en de ruimte tussen de monumentale panden Borchmolendijk 2a, 4 en 6 en de openbare weg en dient de raad alle stoepen opnieuw te inventariseren.
4.1. De raad heeft gesteld dat hij bij besluit van 26 september 2013 de Markt en omgeving heeft aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Hierbij is de raad onder meer uitgegaan van de notitie. Over de te beschermen stoepen heeft de raad gesteld dat [appellant] reeds in het kader van de inspraak op de notitie heeft verzocht om alle stoepen opnieuw te inventariseren. Volgens de raad zijn de lijsten en tabellen waarop de te beschermen historische stoepen zijn vermeld, gecontroleerd en geactualiseerd.
4.2. Aan de stoep rondom het pand Markt 2 zijn de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" en de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie 1" toegekend. Aan enkele andere stoepen aan de Markt en aan de Borchmolendijk is de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie 3" toegekend.
Ingevolge artikel 22, lid 22.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Waarde - Cultuurhistorie 1" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de karakteristieke groen- en wegenstructuur, bestrating en bebouwingswanden.
Ingevolge artikel 24, lid 24.1, onder a, zijn de voor "Waarde - Cultuurhistorie 3" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van de weginrichting, straatmeubilair en het wegprofiel."
4.3. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat enkele stoepen langs de Markt en de Borchmolendijk zich door paaltjes onderscheiden van de andere stoepen aan deze wegen. De bestemming "Waarde - Cultuurhistorie 3" is voor deze stoepen bedoeld. Aangezien de stoep rond het pand Markt 2 niet een karakteristieke stoep is waarop de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie 3" ziet maar wel cultuurhistorisch waardevol is, is de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie 1" daaraan toegekend. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze bestemming had kunnen toekennen. Over de ruimte tussen de monumentale panden Borchmolendijk 2a, 4 en 6 en de openbare weg heeft de raad gesteld dat dit geen cultuurhistorische waarde heeft. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd bestreden. Verder heeft [appellant] niet gemotiveerd aangegeven welke stoepen verder ten onrechte niet in het plan zijn beschermd. Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat de raad zonder mogelijkheden tot inspraak met het bestemmingsplan de Algemene Plaatselijke Verordening van 2008 heeft gewijzigd. Hierdoor is het mogelijk dat het college van burgemeester en wethouders bij elke aanvraag kan toetsen of een object monumentale waarde heeft of niet. Volgens hem komt het bestemmingsplan op losse schroeven te staan en wordt de rechtszekerheid aangetast. Verder heeft volgens hem het college van burgemeester en wethouders sloop- en bouwwerkzaamheden in het pand Markt 10 gedoogd.
5.1. Deze beroepsgronden hebben geen betrekking op het ter beoordeling staande bestemmingsplan dan wel zijn onvoldoende concreet om te leiden tot het oordeel dat het plan in strijd met het recht of met een goede ruimtelijke ordening is. Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt dat het pand Borchmolendijk 4a niet in het bestand is opgenomen.
6.1. De Afdeling begrijpt deze beroepsgrond zo dat [appellant] betoogt dat het pand Borchmolendijk 4a ten onrechte niet is opgenomen in de functielijst in bijlage 2 van de planregels, waarnaar in artikel 7 van de planregels wordt verwezen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat het pand Borchmolendijk 4a niet voorkomt in de gemeentelijke administratie. Op de functielijst is wel het pand Borchmolendijk 4 opgenomen, omdat dit pand zowel het aanwezige woon- als het kantoorgedeelte omvat. [appellant] heeft niet inzichtelijk gemaakt in welk opzicht de functielijst in bijlage 2 desondanks onvolkomenheden bevat. Het betoog faalt.
7. Ook in het overige dat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd met het recht of met een goede ruimtelijke ordening tot stand is gekomen.
8. Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de percelen ten noorden van de Corridor en de Hertog Hendrikstraat te Sint-Oedenrode;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014
361.