ECLI:NL:RVS:2014:3161

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
201403443/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M. Priem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Stationslocatie 2014 te Den Helder

Op 12 augustus 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Stationslocatie 2014" te Den Helder. Dit bestemmingsplan werd op 17 februari 2014 vastgesteld door de raad van de gemeente Den Helder. Tegen dit besluit hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken op 29 juli 2014 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers bijgestaan werden door hun rechtsbijstandverleners en de raad vertegenwoordigd was door ambtenaren van de gemeente.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers waren van mening dat het plan onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt en vroegen om een voorlopige voorziening. De raad heeft ter zitting verklaard dat er geen omgevingsvergunning zal worden aangevraagd voor de bouw van het stadhuis totdat er uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Dit was het gevolg van een motie die in de raadsvergadering van 6 mei 2014 was aangenomen, waarin de raad aangaf het bestemmingsplan niet langer te willen verwezenlijken.

De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Daarom heeft hij de verzoeken afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201403443/2/R1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Den Helder,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Den Helder,
en
de raad van de gemeente den Helder,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationslocatie 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en de raad hebben naders stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 juli 2014, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door M.L.C. Nihot, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. drs. I.F.M. Kwint, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door N. Langedijk Msc en mr. drs. M.R. van Buuren Keizer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in herontwikkeling van het stationsgebied met het huisvesten van een nieuw stadhuis.
3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen hebben zij de voorzitter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
4. Ter zitting heeft de raad verklaard dat geen omgevingsvergunning zal worden aangevraagd voor de bouw van het stadhuis voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Dit is het gevolg van de zogenoemde motie "Vreemd aan de orde van de dag" die in de raadsvergadering van 6 mei 2014 met meerderheid van stemmen is aanvaard. Uit deze motie blijkt dat de raad het bestemmingsplan "Stationslocatie 2014" niet langer wenst te verwezenlijken, hetgeen hij ter zitting heeft bevestigd. Hij heeft voorts toegelicht dat de verkoop van de gronden in het plangebied aan de aanvankelijk beoogd projectontwikkelaar niet meer aan de orde is en dat het bestaande postkantoor en het stationsgebouw met het oog op de verwezenlijking van het plan niet zullen worden gesloopt.
5. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met de verzoeken geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
6. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de verzoeken af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2014
646.