ECLI:NL:RVS:2014:3115

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
201309935/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van een huurtoeslagzaak naar de rechtbank wegens onbevoegdheid van de Raad van State

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen over de huurtoeslag voor het jaar 2010. Bij besluit van 4 juni 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag vastgesteld op € 555,00 en het teveel betaalde voorschot van € 396,00 teruggevorderd. [Appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 15 november 2012. Vervolgens heeft de Belastingdienst/Toeslagen op 6 mei 2013 de huurtoeslag herzien en vastgesteld op nihil, waarbij opnieuw een bedrag van € 555,00 werd teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] tegen het besluit van 15 november 2012 op 24 mei 2013 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 6 mei 2013 ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend, en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling ter zitting.

De Raad van State overweegt dat het besluit van 6 mei 2013 een besluit is als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien dit besluit is genomen hangende het beroep tegen het besluit van 15 november 2012, is er een beroep van rechtswege ontstaan tegen het besluit van 6 mei 2013. De rechtbank had hierover moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor is de Raad van State onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De Afdeling besluit daarom de zaak terug te wijzen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is als volgt: I. De Afdeling verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen; II. De zaak wordt teruggeworpen naar de rechtbank.

Uitspraak

201309935/1/A2.
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag over 2010 voor [appellante] vastgesteld op € 555,00 en het teveel betaalde voorschot van € 396,00 van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 15 november 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 6 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de vastgestelde huurtoeslag 2010 voor [appellante] herzien en vastgesteld op nihil en een bedrag van € 555,00 van haar teruggevorderd.
Bij uitspraak van 24 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen het besluit van 15 november 2012 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
De rechtbank heeft het tegen het besluit van 6 mei 2013 ingestelde beroep bij brief van 28 oktober 2013 ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Aan het besluit van 15 november 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de zoon van [appellante] op haar adres in de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven. De Belastingdienst heeft verder in de motivering van het besluit aangekondigd dat een herberekening van de huurtoeslag zou plaatsvinden, omdat door het foutief in voeren van het burgerservicenummer niet de zoon van [appellante], maar een geheel ander persoon in het besluit van 4 januari 2012 als medebewoner is vermeld. Als vervolg op die aankondiging heeft de Belastingdienst/Toeslagen het rectificerende besluit van 6 mei 2013 genomen. Tegen dat besluit heeft [appellante] bij brief van 10 mei 2013 pro forma beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 30 mei 2013 heeft [appellante] de gronden van het beroep bij de rechtbank ingediend.
2. Het besluit van 6 mei 2013 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat dit besluit is genomen hangende het door [appellante] tegen het besluit van 15 november 2012 bij de rechtbank ingestelde beroep, is een beroep van rechtswege tegen het besluit van 6 mei 2013 ontstaan waarop door de rechtbank bij haar uitspraak van 24 mei 2013 had behoren te worden beslist. Dat de rechtbank dit niet heeft gedaan, betekent niet dat de Afdeling thans bevoegd is te oordelen over dat beroep. Nu dit beroep is ontstaan een procedure bij de rechtbank, is nog steeds de rechtbank bevoegd daarop te beslissen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2013, nr. 201301691/1/V4). De Afdeling zal het beroep daarom naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist.
3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
II. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Roelfsema
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014
58.