201402368/1/R6.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oijen, gemeente Oss,
en
de raad van de gemeente Oss,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpshart Oijen-2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. ing. M.W.H.P. Jansen, en de raad, vertegenwoordigd door C.M. van Rossem-Huisman en E.J.C.M. van der Velden, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingetrokken beroepsgrond
2. [appellant] heeft zijn beroepsgrond over de multifunctionele accommodatie ter zitting ingetrokken.
Het plan
3. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor een multifunctionele accommodatie en woningen in het dorpshart van Oijen.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de deelraad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Woningen
5. [appellant] betoogt dat het plan voorziet in meer woningen dan waar behoefte aan bestaat. Hij brengt in dit verband naar voren dat het plan voorziet in de mogelijkheid om 52 woningen te bouwen, terwijl uit de in de plantoelichting genoemde provinciale prognose volgt dat zich een woningbouwbehoefte voordoet van 45 woningen tot 2029. Hij wijst erop dat voor het berekenen van het aantal verkeersbewegingen ook is uitgegaan van 45 woningen. Voorts voert hij aan dat het plan niet voorziet in voldoende parkeerruimte voor de woningen.
6. De raad stelt zich op het standpunt dat het niet mogelijk is om 52 woningen te realiseren. De raad voert daartoe aan dat er relatief veel rijwoningen zullen worden gebouwd en dat de daarvoor benodigde parkeerruimte ten koste zal gaan van het aantal te bouwen woningen. De raad brengt verder naar voren dat in de koop- /realisatieovereenkomst van 3 december 2013, die is gesloten tussen de gemeente en de projectontwikkelaar die het gebied zal ontwikkelen, is bepaald dat aan de parkeernorm dient te worden voldaan en dat kopers verplicht zijn om een of meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen. De raad wijst er verder op dat de parkeernorm in de plantoelichting is opgenomen.
7. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen-Woonhuizen" aangewezen gronden bestemd voor wonen in de vorm van woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken.
Ingevolge lid 6.2.2, onder c, mag het aantal woonhuizen/woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden" is aangegeven.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Wonen (uit te werken)" aangewezen gronden bestemd voor wonen in de vorm van woonhuizen en de daarbij behorende bouwwerken.
Ingevolge lid 7.2, aanhef en onder b, werken burgemeester en wethouders de bestemming uit waarbij rekening moet worden gehouden met de parkeerbehoefte van bewoners en bezoekers, uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder e, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor een woning, ter plaatse van de aanduiding "wonen".
Ingevolge lid 3.2.2, onder c, is per aanduiding "wonen" één woning, opgenomen in de bebouwing, toegestaan.
Ingevolge artikel 12, lid 12.5.1, zijn de voor "Wonen-Woonhuizen" aangewezen gronden, voor zover dit niet reeds is aangegeven, tevens bestemd voor parkeervoorzieningen.
8. Volgens de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op de verbeelding, bezien in samenhang met artikel 6, lid 6.2.2, onder c, van de planregels, wordt op gronden waaraan de bestemming "Wonen-Woonhuizen" is toegekend voorzien in totaal maximaal 51 woningen. Voorts volgt uit de aanduiding "wonen" op de verbeelding, in samenhang bezien met artikel 3, lid 3.2.2, onder c, van de planregels, dat ter plaatse van die aanduiding op gronden met de bestemming "Maatschappelijk" één woning is toegestaan.
Ter zitting heeft de raad verduidelijkt dat het plan voorziet in in totaal twee bestaande woningen op gronden met de bestemming "Maatschappelijk" en de bestemming "Wonen-Woonhuizen". Het plan maakt daarnaast op gronden met de bestemming "Wonen-Woonhuizen" nog 50 nieuwe woningen mogelijk.
Ook voorziet het plan in de mogelijkheid om door een uitwerkingsplan op gronden met de bestemming "Wonen (uit te werken)" woningen te realiseren.
9. Uit de provinciale woningbehoefteprognose volgt volgens de plantoelichting dat voor de periode tot 2029 45 woningen in Oijen kunnen worden gebouwd. Ook bij de berekening van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan is volgens de plantoelichting uitgegaan van een aantal van 45 nieuwe woningen. Het plan voorziet echter in de mogelijkheid om 50 nieuwe woningen op te richten op gronden met de bestemming "Wonen-Woonhuizen" en voorts nog in een onbepaald aantal nieuwe woningen op gronden met de bestemming "Wonen (uit te werken)". De raad heeft niet met voldoende gegevens onderbouwd dat door de voor de woningen benodigde parkeerruimte het aantal nieuwe woningen beperkt zal blijven tot 45. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, anders dan de planregels en de verbeelding, de plantoelichting, waar de raad de parkeernorm in heeft vastgelegd, geen bindend onderdeel van het plan is. Voorts maakt de koop-/realisatieovereenkomst geen deel uit van het plan, zodat daaruit evenmin de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat door de verwijzing daarin naar de parkeernorm het aantal te bouwen woningen planologisch is beperkt.
Het plan voorziet derhalve niet in een afdoende waarborg dat niet meer dan 45 woningen zullen worden gebouwd. Daarbij wijst de Afdeling erop dat de flexibiliteit die de raad, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, in het plan heeft willen bieden wat betreft de variëteit aan woningen, ook kan worden bereikt door het opnemen van een maximum voor het totaal aantal woningen in het plangebied.
Het plan voorziet gelet op het voorgaande evenmin in een voldoende waarborg dat zal worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor de woningen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft bevestigd dat er in de bestaande openbare ruimte niet voldoende mogelijkheden zijn om de parkeerbehoefte op te vangen.
De raad heeft het besluit tot vaststelling van het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het besluit is derhalve in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Het betoog slaagt.
Groen
10. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan voor zover geen groenbestemming is toegekend aan het openbaar groen tegenover de Dirk van Meerhemgaarde 9 en 11. Hij voert verder aan dat er in het plangebied geen ruimte is voor de aanplant van bomen, zodat het plan in zoverre geen recht doet aan een groen en dorps straatbeeld.
11. Aan de gronden tegenover de percelen aan de Dirk van Meerhemgaarde 9 en 11 is de bestemming "Verkeer-Verblijf" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor onder meer groenvoorzieningen.
12. In de plantoelichting staat dat aansluitend op de tuin van het verzorgingshuis St. Jozef aan de Oyense Bovendijk een groenplek is geprojecteerd, tegenover de Dirk van Meerhemgaarde 9 en 11. Voorts zijn volgens de plantoelichting op sommige locaties in de openbare ruimte, waaraan, zoals ter zitting is toegelicht, ook de bestemming "Verkeer-Verblijf" is toegekend, solitaire bomen en boomgroepjes voorzien. [appellant] heeft zijn stelling dat daarvoor geen ruimte bestaat niet aannemelijk gemaakt.
De Afdeling ziet in het betoog van [appellant] geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan deze groenlocaties de bestemming "Verkeer-Verblijf" heeft kunnen toekennen. Deze bestemming maakt de bedoelde groenvoorzieningen mogelijk.
Het betoog faalt.
Water
13. [appellant] vreest voor wateroverlast ten gevolge van het plan. Voorts brengt hij naar voren dat niet duidelijk is wat de omvang van de berging van het op te vangen hemelwater moet zijn.
14. De raad stelt zich onder verwijzing naar het rapport "Infiltratieonderzoek en waterparagraaf plangebied Dorpshart Oijen" van Aeres Milieu van 4 maart 2009 (hierna: infiltratieonderzoek) en de memo "Memo Waterhuishouding Dorpshart Oijen" van Advin van 20 december 2010 (hierna: memo waterhuishouding), die als bijlagen bij de plantoelichting zijn gevoegd, op het standpunt dat is voorzien in voldoende bergingscapaciteit.
15. Uit het infiltratieonderzoek volgt dat een bergingscapaciteit nodig is van 735 m³ voor het totale verharde oppervlak van 16.000 m². Omdat het verhard oppervlak ten gevolge van het plan toeneemt van 14.000 m² naar 16.000 m² is volgens berekeningen van het Waterschap Aa en Maas aanvullende bergingscapaciteit van 85 m³ vereist. De raad heeft toegelicht dat hij er overeenkomstig de memo waterhuishouding echter voor heeft gekozen om een berging van 170 m³ te realiseren. Daarin staat verder dat een retentievoorziening ten zuiden van de woonwijk Papenakker III daarvoor zal worden benut. Ter zitting is toegelicht dat de daar reeds bestaande waterberging ten behoeve van het voorliggende plan zal worden vergroot, waar het aldaar ter plaatse geldende plan zich niet tegen verzet.
16. Het betoog van [appellant] biedt geen aanleiding voor het oordeel dat het infiltratieonderzoek en de memo waterhuishouding zodanige gebreken of leemten in kennis vertonen dat de raad zich hierop bij de besluitvorming niet in redelijkheid heeft kunnen baseren. Het betoog dat niet duidelijk is wat de omvang van de waterberging moet zijn ten gevolge van de toename van het verhard oppervlak door het plan, slaagt daarom niet. Voorts biedt het betoog van [appellant] geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat met de retentievoorziening ten zuiden van de woonwijk Papenakker III niet kan worden voorzien in de opvang van het water ten gevolge van de toename van het verhard oppervlak door het plan. Voor zover het betoog van [appellant] ertoe strekt dat geen oplossing wordt geboden voor de bestaande wateroverlast ten gevolge van de reeds bestaande bebouwing in de omgeving van het plangebied, overweegt de Afdeling dat het plan daar niet op ziet.
Er is gelet op het voorgaande geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aspect water niet aan de vaststelling van het plan in de weg staat.
Het betoog faalt.
Dakterrassen
17. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan voor zover het het plaatsen van dakterrassen op bijgebouwen mogelijk maakt.
18. Ingevolge artikel 6, lid 6.2.3, onder e, van de planregels zijn dakterrassen boven aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw.
19. De raad brengt naar voren dat deze planregel ten onrechte voorziet in de mogelijkheid om dakterrassen op vrijstaande bijgebouwen te realiseren.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat deze bepaling betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het besluit is derhalve in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Het betoog slaagt.
Bestuurlijke lus
20. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
21. De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen in de rechtsoverwegingen 9 en 19 is overwogen het besluit te wijzigen:
a. op zodanige wijze dat het totaal aantal nieuwe woningen in het plangebied wordt beperkt tot maximaal 45;
b. door een planregeling vast te stellen waarin is verzekerd dat daarbij aan de door de raad gehanteerde parkeernorm wordt voldaan;
c. door de planregeling voor de bestemming "Wonen-Woonhuizen" op zodanige wijze aan te passen dat is verzekerd dat geen dakterrassen op vrijstaande bijgebouwen kunnen worden gerealiseerd.
22. Bij de voorbereiding van het te nemen besluit hoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het besluit tot wijziging van het plan dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en te worden medegedeeld.
23. Om te voorkomen dat zich onomkeerbare gevolgen voordoen ziet de Afdeling aanleiding om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:80b, derde lid, van de Awb te treffen.
Proceskosten
24. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Oss op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:
- het besluit van 19 december 2013 van de raad van de gemeente Oss te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 21;
- de Afdeling en [appellant] de uitkomst mede te delen;
- de wijziging op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 19 december 2013 van de raad van de gemeente Oss voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen-Woonhuizen".
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Duursma
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
378.