ECLI:NL:RVS:2014:3039

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
201401727/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen terugvordering kindgebonden budget door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit, genomen op 17 augustus 2012, betrof de vaststelling van het kindgebonden budget voor het berekeningsjaar 2010 op € 167,00 en de vordering van € 803,00 terugbetaling van [appellant]. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht had aangenomen dat [appellant] als aanvrager van het kindgebonden budget moest worden aangemerkt, ondanks zijn betoog dat het bedrag ten onrechte op de rekening van zijn voormalige partner werd uitbetaald. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 juli 2014 behandeld, waarbij zowel [appellant] als de Belastingdienst/Toeslagen aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat [appellant] niet tijdig had gemeld dat het kindgebonden budget op de rekening van zijn voormalige partner werd gestort, en dat dit voor zijn risico kwam. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201401727/1/A2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 januari 2014 in zaak nr. 13/1770 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] toegekende kindgebonden budget over het berekeningsjaar 2010 vastgesteld op € 167,00 en voorts van [appellant] gevorderd € 803,00 terug te betalen.
Bij besluit van 10 januari 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2014, waar [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. E.J.E. Groothuis, werkzaam bij deze dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
1.1. De rechtbank heeft - samengevat - overwogen dat uit het startbericht van de Sociale Verzekeringsbank van 4 oktober 2007 blijkt dat, nu daarbij diens burgerservicenummer is vermeld, [appellant] de aanvrager van kinderbijslag is geweest en dat daarbij het rekeningnummer […] is opgegeven. Volgens de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen dan ook terecht aangenomen dat [appellant] destijds als ouder in 2008 en 2009 kinderbijslag betaald heeft gekregen en dat hij daarom, gelet op de artikelen 2, eerste lid, en 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op het kindgebonden budget, aanspraak heeft op kindgebonden budget en wordt geacht hiervoor een aanvraag te hebben ingediend. Deze aanvraag wordt, gelet op artikel 15, vijfde lid, van de Awir, mede te zijn gedaan voor het berekeningsjaar 2010, zodat de Belastingdienst/Toeslagen de onderscheiden voorschotbesluiten van 28 december en 31 december 2009 en 5 december 2011 en het besluit van 17 augustus 2012 terecht aan [appellant] heeft gericht, aldus de rechtbank.
Aangezien [appellant] de hiervoor beschreven overwegingen in zijn hogerberoepschrift niet heeft bestreden, gaat de Afdeling van de juistheid hiervan uit.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat indien [appellant] van mening was dat het kindgebonden budget ten onrechte op de rekening van zijn voormalige partner werd uitbetaald, het op zijn weg had gelegen om dit tijdig aan de Belastingdienst/Toeslagen mee te delen. Hiertoe voert [appellant] aan dat hij niet wist naar welke rekening het kindgebonden budget werd overgemaakt. In dit verband wijst [appellant] erop dat hij en zijn voormalige partner in een vechtscheiding verwikkeld waren en dat de post die op zijn adres binnenkwam, werd weggegooid. Omdat het kindgebonden budget bij zijn voormalige partner terecht is gekomen, dient zij dit terug te betalen, aldus [appellant].
2.1. Dat, zoals [appellant] ter zitting heeft toegelicht, het rekeningnummer […] de bankrekening van zijn voormalige partner betreft en de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten kindgebonden budget van het berekeningsjaar 2010 naar die bankrekening heeft overgemaakt, leidt niet tot het oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte van [appellant] heeft gevorderd het bedrag van € 803,00 terug te betalen. Uit het hiervoor onder 1.1 overwogene, volgt dat [appellant] als aanvrager van het kindgebonden budget voor het berekeningsjaar 2010 moet worden aangemerkt. Indien [appellant] meende dat voormelde voorschotten ten onrechte naar de bankrekening met het rekeningnummer […] werden overgemaakt omdat dat bankrekeningnummer niet hem, maar zijn voormalige partner toebehoorde, had het op zijn weg gelegen dit tijdig aan de Belastingdienst/Toeslagen door te geven. Dat [appellant] door zijn echtscheiding niet wist op welke bankrekening het kindgebonden budget werd uitbetaald, komt voor zijn risico.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.
w.g. Bijloos w.g. De Heer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014
636.