201400076/1/R1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Almelo,
en
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Stadsrandgebied Almelo Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2014, waar [appellant], bijgestaan door J.E. Eshuis, en de raad, vertegenwoordigd door A. Bosveld, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een herziening van de juridisch-planologische regeling voor het stadsrandgebied Almelo Noord. Het plan is overwegend conserverend van aard.
3. Het beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" voor het perceel aan de Van Riemsdijkweg nabij de Plesmanweg. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte geen woonbestemming heeft toegekend aan het perceel. Hiertoe voert hij aan dat het perceel een braakliggend terrein is waar al jaren geen agrarische activiteiten worden verricht, waardoor de bestemming "Agrarisch met waarden" niet passend is.
Voorts stelt [appellant] dat op andere gronden in de omgeving van zijn perceel met de bestemming "Agrarisch met waarden" wel ruimtelijke ontwikkelingen worden toegestaan. [appellant] wijst in dit verband op een reeds aangelegde atletiekbaan, de nog aan te leggen Burgemeester Schneiderssingel en een nog te bouwen manege in het plangebied.
[appellant] voert ten slotte aan dat een woonbestemming beter past dan de huidige bestemming. Het perceel, dat nu wordt gebruikt voor opslag en waarbij sprake is van minimaal onderhoud, kan door toekenning van een woonbestemming een uiterlijke verbetering ondergaan.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij de gegeven bestemming "Agrarisch met waarden" juist acht. Het perceel betreft een stuk grasland, is gelegen in de stadsrand en heeft een groene uitstraling. Voorts had het perceel onder het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarisch gebied". Het perceel maakt verder deel uit van een groter agrarisch gebied met de bestemming "Agrarisch met waarden". De raad heeft voorts toegelicht dat deze bestemming is toegekend om verdere verrommeling van het gebied te voorkomen en de landschappelijke kwaliteit te verbeteren.
Voor zover [appellant] betoogt dat op andere percelen in het gebied met de bestemming "Agrarisch met waarden" wel ontwikkelingen worden toegestaan, stelt de raad zich op het standpunt dat de door [appellant] aangehaalde ontwikkelingen in het plangebied via afzonderlijke besluitvorming zullen worden afgewogen en ingepast en los staan van de bestemming die in het bestemmingsplan aan het perceel van [appellant] is gegeven.
De raad stelt zich ten slotte op het standpunt dat hij niet was gehouden het verzoek van [appellant] om een woonbestemming op zijn perceel op te nemen, mee te nemen in de herziening van het bestemmingsplan. [appellant] heeft geen concreet bouwplan overgelegd en geen toetsing aan het beleid en verschillende omgevingsaspecten heeft plaatsgevonden.
3.2. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder c, van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden" bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwaarden.
3.3. Vaststaat dat het perceel van [appellant] overwegend bestaat uit grasland. Een deel van de grond is verhard. Voorts bevinden zich op het perceel schuttingen en wordt een deel gebruikt als opslag. Vaststaat dat het gebruik van het perceel als opslag ingevolge het vorige bestemmingsplan niet was toegestaan.
3.4. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening is een bestemmingsplan het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld.
3.5. In dit geval heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het toekennen van een woonbestemming aan het perceel van [appellant]. Hierbij wordt overwogen dat door [appellant] geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat ten tijde van de vaststelling van het plan reeds een concreet plan bestond voor de bouw van een woning op het desbetreffende perceel. Met dit voornemen hoefde de raad bij de vaststelling van het plan dan ook geen rekening te houden. Het betoog faalt.
3.6. Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met ontwikkelingen op andere agrarische gronden in de omgeving wordt overwogen dat de omstandigheid dat in de toekomst op andere plaatsen mogelijk ontwikkelingen volgen, niet betekent dat aan het perceel van [appellant] een woonbestemming dient te worden toegekend. De raad heeft toegelicht dat deze ontwikkelingen geen deel uitmaken van het onderhavige plan en via afzonderlijke besluitvorming zullen worden afgewogen. De raad heeft voorts toegelicht dat [appellant], wanneer hij concrete bouwplannen kan overleggen, de mogelijkheid heeft om een principe-verzoek in te dienen waarna het initiatief via afzonderlijke besluitvorming zal worden afgewogen. Niet valt in te zien dat hiermee sprake is van een ongelijke behandeling. Het betoog faalt.
3.7. Anders dan [appellant] betoogt, bestaat er voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aan de desbetreffende gronden niet in redelijkheid de bestemming "Agrarisch met waarden" heeft kunnen toekennen. Hierbij heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat het perceel overwegend uit grasland bestaat, deel uitmaakt van een groter agrarisch gebied en in het voorheen geldende bestemmingsplan een agrarische bestemming had. Voorts heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de bestemming "Agrarisch met waarden" aan het onderhavige perceel en het omliggende agrarische gebied is toegekend ten einde verdere verrommeling van het gebied te voorkomen en de landschappelijke waarden te herstellen. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk. Het betoog van [appellant] dat al jaren geen agrarische activiteiten op het perceel plaatsvinden, leidt voorts niet tot een ander oordeel. Uit de planregels volgt immers niet dat binnen de bestemming "Agrarisch met waarden" agrarische activiteiten dienen plaats te vinden. Voorts heeft de raad geen belang hoeven toekennen aan de omstandigheid dat het perceel thans wordt gebruik als opslag, nu vaststaat dat het gebruik van het perceel als opslag reeds onder het vorige bestemmingsplan niet was toegestaan. Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014
523-821.