ECLI:NL:RVS:2014:2956

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
201311790/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Haven- en bedrijventerrein 2011 en de rechtsgeldigheid van de bestemming voor Spanberg B.V.

Op 6 augustus 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen Spanberg B.V. en de raad van de gemeente Uitgeest over het bestemmingsplan "Haven- en bedrijventerrein 2011". Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 27 juni 2013, werd door Spanberg B.V. aangevochten omdat de bestemming "Bedrijf" voor hun perceel aan de Molenwerf 10 niet de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 4" bevatte. Spanberg B.V. stelde dat hun bedrijfsactiviteiten altijd onder deze categorie vielen en verwees naar eerdere vergunningen en bestemmingsplannen die dit zouden ondersteunen. De raad van de gemeente Uitgeest verdedigde het standpunt dat het bestemmingsplan conserverend van aard was en dat de eerdere bestemming was overgenomen.

Tijdens de zitting op 2 juli 2014 werd de zaak behandeld, waarbij Spanberg B.V. werd vertegenwoordigd door hun directeur en gemachtigde, en de raad door B. Visser. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de bedrijfsactiviteiten van Spanberg B.V. niet onder milieucategorie 4 vielen, maar onder milieucategorie 3.2.

Echter, de Afdeling concludeerde dat het bestreden besluit voor de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 2" op het perceel aan de Molenwerf 10 in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van Spanberg B.V. werd gegrond verklaard, en het besluit van de raad werd vernietigd voor dat specifieke onderdeel. De raad werd opgedragen om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen, en er werd een voorlopige voorziening getroffen die de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 3.2" op het perceel aan de Molenwerf 10 instelde totdat het nieuwe besluit was genomen.

De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de raad bij het vaststellen van bestemmingsplannen, maar ook de noodzaak om besluiten zorgvuldig voor te bereiden en te onderbouwen, vooral wanneer deze in strijd zijn met eerder verleende vergunningen of bestemmingen.

Uitspraak

201311790/1/R1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Spanberg B.V., gevestigd te Uitgeest,
appellante,
en
de raad van de gemeente Uitgeest,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Haven- en bedrijventerrein 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Spanberg beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2014, waar Spanberg, vertegenwoordigd door [directeur], en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door B. Visser, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een herziening van de juridisch-planologische regeling voor het haven- en bedrijventerrein in Uitgeest en is overwegend conserverend van aard.
3. Spanberg richt zich tegen de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" op het perceel aan de Molenwerf 10. Spanberg betoogt dat ten onrechte aan het perceel niet de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 4" is toegekend. Hiertoe voert zij aan dat op het perceel altijd bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 4 zijn toegestaan en dat deze activiteiten al jaren op het perceel plaatsvinden. Spanberg verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar het bestemmingsplan "Haven- en bedrijventerrein" vastgesteld op 24 april 1980, twee aan haar verleende vergunningen op grond van de Hinderwet uit 1986 en 1992 en een aan haar verleende bouwvergunning uit 2009.
Voorts voert Spanberg aan dat op een nabij gelegen perceel aan de Populierenlaan 41 bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 4 zijn toegestaan, terwijl dat perceel dichter bij woonbebouwing ligt. Bovendien heeft een ander perceel van Spanberg gelegen aan de Loef 4, kortgeleden de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 3.1" gekregen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het onderhavige plan conserverend van aard is en dat de voorheen geldende bestemming is overgenomen. Ten aanzien van het perceel van Spanberg aan de Loef 4 stelt de raad dat in het verleden een bouwvergunning is verleend voor een bedrijfsverzamelgebouw. Dit gebouw is in het onderhavige plan als zodanig bestemd en aan het perceel is de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 3.1" toegekend. De raad heeft voorts ten aanzien van het bedrijf aan de Populierenlaan 41 toegelicht dat ook dit bedrijf over een omgevingsvergunning beschikt op grond waarvan bedrijfsactiviteiten tot categorie 4 reeds waren toegestaan en dat de activiteiten in het onderhavige plan als zodanig zijn bestemd.
Voor zover Spanberg zich beroept op het bestemmingsplan "Haven- en bedrijventerrein" vastgesteld op 24 april 1980 en op aan haar verleende vergunningen, stelt de raad zich op het standpunt dat uit geen van deze stukken blijkt dat het bedrijf is aangemerkt als een bedrijf in milieucategorie 4.
3.2. Spanberg is een bedrijf dat is gespecialiseerd in betonijzervlechtwerk. Zij is gevestigd op het perceel aan de Molenwerf 10 en op het naastgelegen perceel aan de Loef 4. Beide percelen hebben de bestemming "Bedrijf". Het perceel aan de Molenwerf 10 heeft de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 2" en het perceel aan de Loef 4 heeft de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 3.1". Vaststaat dat ingevolge het vorige bestemmingsplan "Bedrijventerrein - Noord" op beide percelen bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 waren toegestaan. In de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (hierna: de VNG-brochure) staat dat de bedrijfsactiviteit 'Overige metaalbewerkende industrie' valt in milieucategorie 3.2.
3.3. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de bedrijfsactiviteiten van Spanberg niet vallen in milieucategorie 4 op grond van de VNG-brochure. Voorts volgt uit het vorige bestemmingsplan, noch uit enige aan Spanberg verleende vergunning dat het bedrijf eerder als een bedrijf uit deze categorie is aangemerkt. Spanberg heeft voorts niet aangevoerd dat zij concrete plannen heeft om in haar bedrijf meer milieubelastende activiteiten te verrichten. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat om aan het bedrijf de aanduiding voor milieucategorie 4 toe te kennen. Het betoog faalt.
3.4. Over de door Spanberg gemaakte vergelijking met het bedrijf aan de Populierenlaan 41 wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat het ter plaatse gevestigde bedrijf beschikt over een omgevingsvergunning op grond waarvan bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4 zijn toegestaan. In hetgeen Spanberg heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door Spanberg genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie. Het betoog faalt.
3.5. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de bedrijfsactiviteiten van Spanberg vallen in milieucategorie 3.2. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
4. In hetgeen Spanberg B.V. heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de aanduiding "bedrijf tot en met milieucategorie 2" op het perceel aan de Molenwerf 10 is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
6. De Afdeling ziet voorts aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb zoals hierna vermeld.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Uitgeest van 27 juni 2013 tot het vaststellen van het bestemmingsplan "Haven- en bedrijventerrein 2011" voor zover het betreft de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" voor het perceel aan de Molenwerf 10.
III. draagt de raad van de gemeente Uitgeest op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. treft de voorlopige voorziening dat in afwachting van het nieuw vast te stellen plandeel genoemd onder II op het perceel aan de Molenwerf 10 de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" geldt;
V. bepaalt dat de onder IV getroffen voorlopige voorziening vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van een bestemmingsplan zoals bedoeld onder III;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Uitgeest aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Spanberg B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014
523-821.