ECLI:NL:RVS:2014:2905

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
201403134/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Spaanse Polder

Op 21 juli 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoeker en de raad van de gemeente Rotterdam. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 23 januari 2014, waarbij het bestemmingsplan "Spaanse Polder" werd vastgesteld. Verzoekers, wonend te Rotterdam, vorderden een voorlopige voorziening omdat zij vreesden dat het gebruiksverbod voor ligplaatsen voor woonschepen, zoals opgenomen in artikel 11 van de planregels, onomkeerbare gevolgen zou hebben voor hun woonsituatie. Zij wonen op woonschepen in de Lingehaven en de Pelserhaven en waren bezorgd over de handhaving van het verbod, terwijl zij stelden dat er geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat zou zijn en dat er geen vervangende ligplaatsen waren gerealiseerd.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2014, waar verzoekers vertegenwoordigd waren door gemachtigden en de raad door mr. E. van Lunteren en A.C.M.M. Jonker. In zijn overwegingen stelde de voorzitter dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter merkte op dat de raad had aangegeven dat het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen op grond van het overgangsrecht mag worden voortgezet, waardoor het spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbrak. Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201403134/2/R4.
Datum uitspraak: 21 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Spaanse Polder" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2014, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren en A.C.M.M. Jonker, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in een actueel planologisch-juridisch kader voor het bedrijventerrein Spaanse Polder.
3. [verzoeker] en anderen vrezen dat het gebruiksverbod dat in artikel 11, derde lid, van de planregels is opgenomen onomkeerbare gevolgen zal hebben. Ingevolge dit artikel zijn ligplaatsen voor woonschepen niet toegestaan binnen de bestemming "Water". [verzoeker] en anderen wonen op woonschepen in de Lingehaven en de Pelserthaven. Zij vrezen voor handhaving, terwijl volgens hen niet vaststaat dat sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Volgens hen zijn andere woningen wel als zodanig bestemd. Bovendien zijn geen vervangende ligplaatsen gerealiseerd.
3.1. De voorzitter overweegt dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen op grond van het overgangsrecht mag worden voortgezet. Gelet hierop ontbreekt het spoedeisend belang voor het vaststellen van een voorlopige voorziening.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2014
433.