201404945/1/R4.
Datum uitspraak: 15 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GrondNet B.V., gevestigd te Heerenveen, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2014 heeft het college een last onder bestuursdwang opgelegd, strekkende tot het ongedaan maken van ontgrondingen.
Tegen dit besluit heeft GrondNet bezwaar gemaakt.
GrondNet heeft de rechtbank Noord-Nederland verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft dit verzoek ter behandeling doorgestuurd naar de Afdeling, waar het op 12 juni 2014 is binnengekomen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juli 2014, waar GrondNet, vertegenwoordigd door N. van Berkel en mr. W.H.R. van Boetzelaer, advocaat te Heerenveen, en het college, vertegenwoordigd door R.G. Mud, zijn verschenen. Voorts zijn de gemeente Menalmeradiel, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden en [belanghebbende], vertegenwoordigd door R.F.J. van Booma en M. Bonfatti, ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het college heeft een last onder bestuursdwang opgelegd strekkende tot het ongedaan maken van ontgrondingen welke volgens het college door GrondNet zijn uitgevoerd. Het college stelt dat deze ontgrondingen in strijd met artikel 3 van de Ontgrondingenwet hebben plaatsgevonden omdat geen vergunning is verleend. Het ongedaan maken dient volgens de last te geschieden door het herstellen van de oude situatie. Daarvoor dient de geroerde grond te worden afgegraven, en vervangen door gebiedseigen materiaal. De last is toegezonden aan GrondNet, als uitvoerster van de gestelde ontgronding, en aan [belanghebbende], eigenares van de gronden waarop de gestelde ontgronding heeft plaatsgevonden. Het college heeft daarbij voor de te treffen maatregelen termijnen gesteld, waarvan de eerste verloopt op 1 augustus 2014.
2. GrondNet heeft verzocht het besluit te schorsen . Volgens haar is het besluit in strijd met de redelijkheid en de proportionaliteit. Zo al overtreding van de Ontgrondingenwet zou hebben plaatsgevonden dan kan volgens GrondNet voor het herstel met beperktere maatregelen worden volstaan dan in het besluit wordt geëist.
Voorts stelt GrondNet dat er geen urgente noodzaak is de gestelde overtredingen op korte termijn ongedaan te maken. Van vervuiling van grond- of oppervlaktewater is niet gebleken, terwijl de geluidwal al vijf jaar aanwezig is.
Verder meent GrondNet dat uitvoering van de last onevenredig nadeel voor haar meebrengt, omdat daarmee kosten tot 8 miljoen euro gemoeid kunnen zijn, terwijl nog maar de vraag is of dat noodzakelijk is.
3. Het college heeft ter zitting toegelicht dat er weliswaar geen verontreiniging van water of bodem is vastgesteld, maar dat het niet uitgesloten is te achten dat alsnog verontreiniging zal optreden. Voorts heeft het college toegelicht dat de zaak al lang sleept en dat het, gelet op het uitgangspunt dat het in beginsel de plicht heeft tegen overtreding van wet- en regelgeving handhavend op te treden als het daartoe bevoegd is, onverwijlde uitvoering van de last dan wel de toepassing van bestuursdwang geboden acht.
4. De voorzitter overweegt dat de vraag of de gestelde overtredingen hebben plaatsgevonden en zo ja, of datgene gelast is, wat nodig is om de overtredingen ongedaan te maken, thans niet kan worden beantwoord. Dit vergt nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. De voorzitter overweegt voorts dat aannemelijk is dat de uitvoering van de opgedragen ingrijpende maatregelen gepaard zal gaan met aanzienlijke kosten. Verder is onbetwist dat de geluidwal al ongeveer vijf jaar aanwezig is en dat tot nu toe geen ernstige gevolgen voor het milieu of anderszins schade zijn vastgesteld. Gelet daarop acht de voorzitter het niet waarschijnlijk dat zich ernstige gevolgen zullen voordoen indien de ontstane situatie voortduurt totdat op het bezwaar is beslist. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat ter zitting is gesteld dat een hoorzitting over het bezwaar zal worden gehouden vóór eind augustus.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter bij afweging van de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 10 april 2014, kenmerk 01128559 RM/2014/0028;
deze schorsing geldt tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij GrondNet B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro);
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan GrondNet B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2014
539.