ECLI:NL:RVS:2014:2805

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
201403873/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'De Groendijck-Oost'

Op 5 maart 2014 heeft de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk het bestemmingsplan 'De Groendijck-Oost' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers A en B, beiden wonend in Driebruggen, beroep ingesteld. Zij hebben de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is behandeld op 8 juli 2014, waarbij de verzoekers werden vertegenwoordigd door mr. J.C. Blonk en de raad door mr. Th. L. van Deursen en drs. E. van Dijk.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 86 woningen en een kerkgebouw. De raad heeft aangegeven dat de gronden binnen het plangebied grotendeels eigendom zijn van de gemeente, met uitzondering van enkele gronden die in bezit zijn van de Hersteld Hervormde Gemeente. De gemeente heeft geen bouw- of aanlegwerkzaamheden gepland, maar heeft afspraken gemaakt met een ontwikkelaar over de ontwikkeling van het plangebied.

De Hersteld Hervormde Gemeente en de ontwikkelaar hebben laten weten dat zij tot 1 december 2014 geen omgevingsvergunningen zullen aanvragen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op de beroepen tegen het bestemmingsplan. Hierdoor ontbreekt het spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing is op 15 juli 2014 openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201403873/2/R6.
Datum uitspraak: 15 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
en
de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "De Groendijck-Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2014, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. J.C. Blonk, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Th. L. van Deursen en drs. E. van Dijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 86 woningen en een kerkgebouw.
3. De raad heeft meegedeeld dat de gronden binnen het plangebied voor het grootste deel eigendom zijn van de gemeente en dat daarnaast alleen de Hersteld Hervormde Gemeente over gronden binnen het plangebied beschikt. De gemeente heeft voorts laten weten dat zij zelf geen bouw- of aanlegwerkzaamheden zal uitvoeren ten behoeve van het project, maar dat zij met [ontwikkelaar] afspraken heeft gemaakt omtrent de ontwikkeling en realisatie van het plangebied.
De Hersteld Hervormde Gemeente en [ontwikkelaar] hebben laten weten dat zij, in het geval van [ontwikkelaar] tot 1 december 2014, geen omgevingsvergunningen zullen aanvragen totdat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan op de beroepen tegen het besluit van 5 maart 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Groendijck-Oost". Gelet hierop ontbreekt het spoedeisend belang voor het vaststellen van een voorlopige voorziening.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2014
433.