ECLI:NL:RVS:2014:2789

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
201400233/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor een nertsenhouderij in Putten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van De Voordijk B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 28 november 2013 het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Putten om een omgevingsvergunning te verlenen voor een nertsenhouderij aan de Hevelschutterweg 6 te Putten, heeft vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de vergunningverlening in strijd was met de Wet ammoniak en veehouderij, omdat de ammoniakemissie van het aantal dieren waarvoor vergunning was gevraagd, groter was dan de emissie van het aantal dieren dat op basis van een eerdere vergunning mocht worden gehouden. De Voordijk B.V. stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte het besluit geheel had vernietigd en dat het ook mogelijk was om de rechtsgevolgen van het besluit gedeeltelijk in stand te laten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 mei 2014 ter zitting behandeld. De vertegenwoordigers van De Voordijk B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Putten waren aanwezig, evenals de wederpartijen. De Afdeling overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het besluit tot vergunningverlening in strijd was met de Wet ammoniak en veehouderij. De Afdeling concludeerde dat het niet duidelijk was welk deel van het besluit moest worden vernietigd, aangezien er verschillende diercategorieën waren waarvoor vergunning was aangevraagd. Hierdoor was de rechtbank gerechtigd om het besluit geheel te vernietigen.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 23 juli 2014 openbaar uitgesproken, waarbij de Afdeling de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland bevestigde, voor zover deze was aangevallen. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij vergunningverlening in het kader van milieuwetgeving, met name in relatie tot ammoniakemissies.

Uitspraak

201400233/1/A4.
Datum uitspraak: 23 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Voordijk B.V., gevestigd te Putten,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 november 2013 in zaak nr. 13/1113 in het geding tussen:
[wederpartijen], wonend te Putten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Putten.
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2013 heeft het college aan De Voordijk B.V. krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning verleend voor een nertsenhouderij aan de Hevelschutterweg 6 te Putten.
Bij uitspraak van 28 november 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 7 januari 2013 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft De Voordijk B.V. hoger beroep ingesteld.
[wederpartijen] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en [wederpartijen] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2014, waar De Voordijk B.V., vertegenwoordigd door G. van Winkoop en mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Bounaanaa en mr. G.J. Vooren, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [wederpartijen], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1. De omgevingsvergunning is, voor zover hier van belang, verleend voor een inrichting voor het houden van 4.990 fokteven van nertsen in twee geschakelde stallen en vier fokstieren en overig rundvee.
2. De rechtbank heeft het besluit tot vergunningverlening vernietigd omdat deze verlening - zo begrijpt de Afdeling de uitspraak - in strijd is met artikel 6, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten. Evenmin heeft de rechtbank aanleiding gezien zelf in de zaak te voorzien of het college met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op te dragen het gebrek in het besluit te herstellen.
3. Op zichzelf is niet in geschil dat de rechtbank het besluit tot vergunningverlening van 7 januari 2013 terecht in strijd met de Wet ammoniak en veehouderij heeft geacht, omdat de ammoniakemissie van het aantal dieren waarvoor vergunning is gevraagd groter is dan de ammoniakemissie van het aantal dieren dat op grond van de eerder voor de inrichting verleende vergunning mag worden gehouden. De Voordijk B.V. betoogt echter dat de rechtbank ten onrechte het besluit van 7 januari 2013 geheel heeft vernietigd. Volgens haar had de rechtbank dat besluit slechts gedeeltelijk moeten vernietigen dan wel de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit gedeeltelijk in stand moeten laten, omdat voor een deel van het aantal dieren waarvoor vergunning is gevraagd wel in overeenstemming met de Wet ammoniak en veehouderij vergunning kan worden verleend.
4. Om tot gedeeltelijke vernietiging van het besluit tot vergunningverlening over te gaan, is in ieder geval vereist dat zonder meer duidelijk is welk deel van dat besluit moet worden vernietigd.
Er is in dit geval vergunning gevraagd voor het houden van verschillende diercategorieën (nertsen en rundvee) die in totaal een te hoge ammoniakemissie veroorzaken. De ammoniakemissie kan worden beperkt door hetzij vergunning voor een aantal nertsen te weigeren, hetzij door vergunning voor nertsen en rundvee te weigeren.
Nu verschillende gedeelten van het besluit konden worden vernietigd om de strijd met de Wet ammoniak en veehouderij op te heffen, en dus reeds op deze grond niet zonder meer duidelijk is welk deel van het besluit moet worden vernietigd, heeft de rechtbank terecht volstaan met een gehele vernietiging.
5. Wat het gedeeltelijk in stand laten van de rechtsgevolgen betreft, overweegt de Afdeling als volgt. Uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank blijkt dat partijen weliswaar in algemene termen hebben geconcludeerd dat het aantal te vergunnen dieren in verband met de Wet ammoniak en veehouderij zal moeten of kunnen worden beperkt, maar daarbij is het exacte aantal vergunbare dieren niet komen vast te staan. In zoverre was op dat moment voor de rechtbank niet duidelijk op welke wijze de rechtsgevolgen mogelijk gedeeltelijk in stand konden worden gelaten.
Gelet hierop, en nu het bovendien primair aan het college is om te bezien of binnen de grondslag van de aanvraag vergunning kan worden verleend voor een aanzienlijk geringer aantal dieren dan bij het besluit van 7 januari 2013 is gebeurd en of dit zou meebrengen dat daarvoor andere voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden, heeft de rechtbank in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen aanleiding bestond om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit gedeeltelijk in stand te laten.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014
262-784.