201300550/2/R4.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Ellertshaar, gemeente Borger-Odoorn,
en
de raad van de gemeente Borger-Odoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Ellertsweg 6 te Ellertshaar" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2013, waar [appellanten], bij monde van [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door H.G.J.C. Brink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende] gehoord.
Bij tussenuitspraak van 31 juli 2013, in zaak nr. 201300550/1/R4 (www.raadvanstate.nl), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 18 oktober 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "Ellertsweg 6 te Ellertshaar" gewijzigd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellanten] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 18 oktober 2012
1. De Afdeling heeft in 5.5 van de tussenuitspraak overwogen dat in de raadsvergadering waarbij is besloten tot vaststelling van het plan doorslaggevende betekenis is toegekend aan de verwachting dat de groepsaccommodatie zoals voorzien in het plan zal worden gebruikt door maximaal 30 personen tegelijkertijd. Voorts heeft de Afdeling vastgesteld dat in de bindende onderdelen van het plan geen waarborg is opgenomen die ertoe strekt dat de groepsaccommodatie mag worden gebruikt door maximaal 30 personen. De Afdeling heeft gelet hierop geoordeeld dat het plan in zoverre niet is vastgesteld conform hetgeen de raad heeft beoogd, zodat het bestreden besluit wat het ontbreken van dit onderdeel betreft in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2. Gelet hierop is het beroep, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 18 oktober 2012, gedeeltelijk gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd, voor zover in het plan geen waarborg is opgenomen die ertoe strekt dat groepsaccommodaties zoals toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" mogen worden gebruikt door maximaal 30 personen. Het beroep, voor zover dit is gericht tegen het besluit van 18 oktober 2012, is gelet op de overwegingen 4.1, 5.3, 5.6, 6.3 en 7.2 van de tussenuitspraak, voor het overige ongegrond.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van overweging 5.5 het besluit te wijzigen door alsnog in de bindende onderdelen van het plan een waarborg op te nemen die ertoe strekt dat groepsaccommodaties zoals toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" mogen worden gebruikt door maximaal 30 personen.
Het besluit van 26 september 2013
4. Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad, naar aanleiding van de tussenuitspraak, het bestemmingsplan "Ellertsweg 6 te Ellertshaar" gewijzigd. Dit behelst een wijziging en aanvulling van de specifieke gebruiksregels. In artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels is de volgende bepaling toegevoegd:
'In groepsaccommodaties zoals toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" mogen in totaal maximaal 30 personen recreatief verblijven'.
5. Het beroep van [appellanten] heeft ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het besluit van 26 september 2013 tot wijziging van het besluit van 18 oktober 2012.
6. [appellanten] betogen dat een aanvulling van de gebruiksregels niet voldoende is. Daartoe voeren zij aan dat de in de tussenuitspraak gegeven opdracht ertoe strekt dat de ontbrekende waarborg wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Gebruiksregels zijn volgens [appellanten] slechts een soort bijlage bij een bestemmingsplan, en veel eenvoudiger te wijzigen dan een bestemmingsplan.
[appellanten] betogen voorts dat de regel zich ten onrechte beperkt tot de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]". Hierdoor bestaat volgens [appellanten] de mogelijkheid dat nu of in de toekomst de groepsaccommodatie wordt uitgebreid naar andere onderdelen, zonder dat het maximale aantal van 30 personen geldt. In dit verband stellen zij dat de in de tussenuitspraak gegeven opdracht er duidelijk toe strekt dat ter plaatse van alle gebouwen op het betrokken perceel maximaal 30 personen mogen worden toegestaan in een groepsaccommodatie.
6.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" bestemd voor groepsaccommodaties.
6.2. Voor zover [appellanten] aanvoeren dat de ontbrekende waarborg ten onrechte slechts is opgenomen in de gebruiksregels van het plan, overweegt de Afdeling dat dergelijke regels, anders dan [appellanten] stellen, onderdeel uitmaken van een bestemmingsplan en als zodanig juridisch bindend zijn. In zoverre bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat niet is voldaan aan de in de tussenuitspraak geformuleerde opdracht.
Anders dan [appellanten] kennelijk menen, beperkt de in de tussenuitspraak gegeven opdracht zich blijkens de formulering van die opdracht tot de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]". Voor zover [appellanten] zich daartegen keren, overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels ten onrechte is beperkt tot de gronden met de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]". Overigens overweegt de Afdeling dat ingevolge de planregels enkel de gronden ter plaatse van genoemde bouwaanduidingen zijn bestemd voor groepsaccommodaties, en dat voor een uitbreiding van die mogelijkheden een herziening van het plan nodig zou zijn, waartegen afzonderlijk rechtsmiddelen openstaan.
Het betoog faalt.
7. Het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 26 september 2013, is ongegrond.
Proceskosten
8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 18 oktober 2012, gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 18 oktober 2012, voor zover in het daarbij vastgestelde bestemmingsplan "Ellertsweg 6 te Ellertshaar" geen waarborg is opgenomen die ertoe strekt dat groepsaccommodaties zoals toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen "[sba-1]" en "[sba-2]" mogen worden gebruikt door maximaal 30 personen;
III. verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 18 oktober 2012, voor het overige ongegrond;
IV. verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 26 september 2013, ongegrond;
V. gelast dat de raad van de gemeente Borger-Odoorn aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
271-783.