ECLI:NL:RVS:2014:2760

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
201310945/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek geslachtsnaamswijziging voor minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Raad van State op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar verzoek om geslachtsnaamswijziging van haar minderjarige dochter. Het verzoek was eerder door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op 22 maart 2013, omdat de dochter niet de Nederlandse nationaliteit bezit en geen staatloze of vluchteling is. De rechtbank Den Haag had deze afwijzing op 23 oktober 2013 bevestigd, waarna [appellante] in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek de geslachtsnaam van een persoon kan worden gewijzigd op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger. Echter, de geslachtsnaam van een vreemdeling wordt bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. In dit geval is de dochter van [appellante] aangemerkt als vreemdeling, omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit bezit. De staatssecretaris had terecht geconcludeerd dat het Besluit geslachtsnaamswijziging niet op haar van toepassing is.

[appellante] voerde aan dat haar dochter staatloos is en dat de staatssecretaris ten onrechte het Besluit niet op haar van toepassing heeft geacht. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris in zijn besluit op bezwaar ervan mocht uitgaan dat de dochter burger van Rusland is, ondanks dat er later op een nieuw verblijfsdocument stond dat haar nationaliteit onbekend is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de dochter niet als staatloos kon worden aangemerkt.

Daarnaast betoogde [appellante] dat de afwijzing van het verzoek inbreuk maakte op artikel 8 van het EVRM en andere internationale verdragen. De Raad van State oordeelde echter dat de Nederlandse staat niet bevoegd is om de geslachtsnaam van een burger van Rusland te wijzigen, en dat de ingeroepen verdragsbepalingen niet zover strekken dat dit recht op wijziging kan worden afgedwongen.

Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201310945/1/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 oktober 2013 in zaak nr. 13/5172 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2013 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellante] om geslachtsnaamswijziging van haar minderjarige dochter van [naam dochter] in [achternaam appellante] afgewezen.
Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, advocaat te Wassenaar, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. T.J. Sterkenburg, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW), kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend.
Ingevolge artikel 10:19, eerste lid, wordt de geslachtsnaam van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Onder recht zijn mede begrepen de regels van het internationaal privaatrecht. Uitsluitend voor de vaststelling van de geslachtsnaam worden de omstandigheden waarvan deze afhangen beoordeeld naar dat recht.
Ingevolge artikel 10:20 worden de geslachtsnaam en voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Dit geldt ook indien vreemd recht van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen waarvan het ontstaan of het tenietgaan gevolg kan hebben voor de geslachtsnaam.
2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 22 maart 2013 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellante] om de geslachtsnaam van haar dochter te wijzigen afgewezen, aangezien de dochter niet de Nederlandse nationaliteit bezit en geen staatloze of vluchteling is zodat het Besluit geslachtsnaamswijziging niet op haar van toepassing is.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat haar dochter staatloos is en de staatssecretaris derhalve ten onrechte het Besluit geslachtsnaamswijziging niet op haar van toepassing heeft geacht. Zij voert aan dat niet kan worden vastgesteld wat de nationaliteit van haar dochter is. Haar dochter heeft niet de Russische nationaliteit en zal ook geen Russisch identiteitsbewijs kunnen krijgen, omdat zij niet door de Russische autoriteiten wordt erkend. De dochter heeft slechts een Nederlandse verblijfsvergunning. [appellante] voert aan dat de jongere, volle zus van haar dochter, van wie op het verblijfsdocument is geregistreerd dat haar nationaliteit onbekend is, wel de geslachtsnaam [achternaam appellante] heeft.
3.1. De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat de dochter als vreemdeling dient te worden aangemerkt, aangezien zij niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Uit artikel 10:19, eerste lid, van het BW volgt dat de geslachtsnaam van een vreemdeling wordt bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Dit volgt eveneens uit de nota van toelichting bij het Besluit geslachtsnaamswijziging, waarin krachtens artikel 1:7, vijfde lid, van het BW de gronden waarop een geslachtsnaamswijziging kan worden verleend zijn neergelegd. Hierin is vermeld dat naamswijziging overeenkomstig de regels van Nederlands recht in het algemeen niet aan vreemdelingen wordt toegestaan. Uitzondering daarop vormen staatlozen of vluchtelingen in de zin van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951, indien zij hun woon- of verblijfplaats op het grondgebied van Nederland hebben (Stb. 1997, 463, p. 6). Onbestreden is dat de dochter geen vluchteling in vorenbedoelde zin is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat evenmin vast staat dat de dochter staatloos is, nu op het ten tijde van het verzoek overgelegde verblijfsdocument van de dochter is vermeld dat zij burger van Rusland is. Dat ter zitting bij de Afdeling is gebleken dat op een nieuw verblijfsdocument van de dochter is vermeld dat haar nationaliteit onbekend is, doet er niet aan af dat de staatssecretaris in het besluit op bezwaar ervan mocht uitgaan dat de dochter burger van Rusland is. De rechtbank is derhalve terecht de staatssecretaris gevolgd in diens standpunt dat het Besluit geslachtsnaamswijziging niet op de dochter van [appellante] van toepassing is.
Het betoog faalt.
4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat met de afwijzing van het verzoek inbreuk is gemaakt op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) en de artikelen 3, 7, 8, 13 en 18 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK). Hiertoe voert zij aan dat haar dochter de enige van het gezin is met een andere geslachtsnaam. Hiervan ondervindt zij bij aanvragen en procedures problemen. Het recht op een naam is volgens [appellante] een middel tot persoonlijke identificatie en het horen bij een familie.
4.1. Hoewel de geslachtsnaam een betrekking is tussen [appellante] en haar dochter, die naar haar aard tot hun privéleven en hun familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is te rekenen, kan het beroep van [appellante] op die bepaling reeds niet slagen, omdat de Nederlandse staat niet de bevoegdheid heeft om de geslachtsnaam van een burger van Rusland, die niet tevens de Nederlandse nationaliteit heeft dan wel vluchteling is, te wijzigen. Artikel 8 van het EVRM noch de door [appellante] ingeroepen bepalingen van het IVRK strekken zover dat op grond daarvan inbreuk kan worden gemaakt op in het kader van het internationaal privaatrecht gemaakte afspraken over de bevoegdheidsverdelingen op het gebied van het namenrecht.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014
434-805.