ECLI:NL:RVS:2014:2756

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
201310671/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied; Hengelo/Vorden Wet bag en de rechtsgeldigheid van de bouwvergunning

Op 26 september 2013 heeft de raad van de gemeente Bronckhorst het bestemmingsplan "Buitengebied; Hengelo/Vorden Wet bag" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend te Keijenborg, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 16 mei 2014. De appellant werd bijgestaan door mr. D. Teeuwsen, terwijl de raad vertegenwoordigd was door mr. L. Heringa-Mekouar. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld.

De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die noodzakelijk zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend en kijkt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellant betoogt dat zijn perceel niet is opgenomen in bijlage M van het bestemmingsplan, terwijl hij meent dat er met een eerder verleende bouwvergunning toestemming is verkregen voor een dubbele woning.

De raad stelt echter dat het perceel is bestemd voor één woning, wat overeenkomt met de feitelijke situatie. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er ten tijde van de vaststelling van het plan niet meer dan één zelfstandige woning was gerealiseerd. De appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in de feitelijke situatie meer wooneenheden waren. De Afdeling wijst erop dat de bouwvergunning van 4 oktober 1976 niet is verleend voor het realiseren van twee of meer wooneenheden.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.

Uitspraak

201310671/1/R2.
Datum uitspraak: 23 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Keijenborg, gemeente Bronckhorst,
en
de raad van de gemeente Bronckhorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied; Hengelo/Vorden Wet bag" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. D. Teeuwsen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. Heringa-Mekouar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied; Hengelo/Vorden 2005" en de correctieve herziening bestemmingsplan "Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008". Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in het aanpassen van de begripsbepaling van woning en het toevoegen van een planregel over het toestaan van twee of meer wooneenheden per hoofdgebouw. In de bij deze planregel behorende bijlage M zijn de woningen, waarvoor de regel geldt, opgenomen.
3. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte zijn perceel [locatie 1] niet heeft opgenomen in bijlage M. Hij voert aan dat met de op 4 oktober 1976 verleende bouwvergunning toestemming is verkregen voor het realiseren van een dubbele woning. Vanaf 1976 hebben volgens [appellant] verscheidene personen in het verbouwde gedeelte met als adres [locatie 2] te Keijenborg gewoond en een apart huishouden gevoerd. Hij brengt tevens naar voren dat de raad het verbouwde deel ten onrechte niet heeft aangemerkt als een verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet Basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: Wet bag).
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het perceel in het plan, evenals in het vorige plan, is bestemd voor één woning of wooneenheid, hetgeen overeenkomt met de feitelijke situatie. Volgens de raad is de bouwvergunning van 4 oktober 1976 verleend voor het vergroten van de bestaande woning en niet voor het realiseren van een dubbele woning. De raad stelt voorts dat tot op heden alleen van 1976 tot 1993 [bewoner A] en van 2005 tot 2006 [bewoner B] ingeschreven hebben gestaan op het adres.
3.2. Ingevolge artikel 1, onder 75, van de planregels wordt onder woning verstaan een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Ingevolge artikel 16a zijn op percelen van de adressen als opgenomen in bijlage M, de volgende bepalingen van toepassing:
a. Per in de bijlage M opgenomen perceel is het aantal woningen (zijnde wooneenheden) binnen het hoofdgebouw toegestaan overeenkomstig het, in deze bijlage bij de adressen aangegeven, aantal huisnummers.
[…]
In de plantoelichting is vermeld dat de wijze waarop het aantal aanwezige woningen binnen de gemeente wordt bepaald, is veranderd met de invoering van de Wet bag. Nu is niet meer de CBS-opgave leidend, maar de Wet bag. Deze verandering heeft gevolgen voor de woningvoorraad, die binnen de gemeente Bronckhorst tussen 2010 en 2020 met maximaal 385 woningen mag toenemen. In het raadsvoorstel van 18 september 2013 is nader toegelicht dat regionaal is afgesproken dat op 1 januari 2010 bestaande vergunde situaties een gegeven zijn. Deze bestaande situaties moeten planologisch geregeld worden. Het doel van het plan is om de feitelijke, legale situatie in overeenstemming te brengen met de planologische situatie.
3.3. De raad heeft gesteld dat de bouwvergunning is verleend voor het vergroten van de bestaande woning. In de bouwtekening behorend bij de bouwvergunning van 4 oktober 1976 met betrekking tot het hoofdgebouw van het perceel, zijn één badkamer, één toilet en één keukenblok weergegeven. De raad heeft derhalve terecht gesteld dat de desbetreffende bouwvergunning niet is verleend voor het verbouwen van het hoofdgebouw tot twee of meer afzonderlijke wooneenheden. Ter zitting heeft [appellant] erkend dat uit de overgelegde bouwtekening blijkt dat de bouwvergunning niet is bedoeld voor de bouw van twee of meer zelfstandige wooneenheden.
Voor zover de raad de feitelijke situatie heeft laten meewegen bij de samenstelling van bijlage M, overweegt de Afdeling dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de bestaande feitelijke situatie twee of meer wooneenheden waren gerealiseerd ten tijde van de vaststelling van het plan. Het bezoekverslag van de gemeente van 30 augustus 2011 dat vermeldt dat ten tijde van het bezoek in het gebouw slechts één badkamer was gerealiseerd, biedt, mede gelet op artikel 1, onder 75, van de planregels, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad had moeten uitgaan van twee of meer woningen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in het bezoekverslag weergegeven waarnemingen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten tijde van het vaststellen van het plan ter plaatse niet meer dan één zelfstandige woning als bedoeld in artikel 1, onder 75, van de planregels, was gerealiseerd.
Het betoog faalt.
3.4. Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met een volgens hem zelfde geval als het onderhavige wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat in het desbetreffende geval een vergunning is verleend voor de realisering van twee of meer woningen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
3.5. Gelet op het voorgaande, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid het perceel [locatie 1] niet heeft opgenomen in Bijlage M behorende bij artikel 16a van de planregels. Gelet op artikel 1, onder 75, van de planregels kan de vraag of het verbouwde gedeelte van het hoofdgebouw van het perceel een verblijfsobject in de zin van artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet bag is, in deze procedure buiten bespreking blijven.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014
12-815.