201309859/2/R3.
Datum uitspraak: 24 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Iris Vastgoed Holding B.V., gevestigd te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, en Iris Vastgoed Ontwikkeling BV, gevestigd te Terneuzen, (hierna tezamen en in enkelvoud: Iris),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Halderberge,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Oudenbosch" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer Iris beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief heeft Iris de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Iris en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2014, waar Iris, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. L. de Groot, en de raad, vertegenwoordigd door R. Timmermans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaar van de raad zijn ter zitting door Iris nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Iris betoogt dat het plandeel met de bestemming "Wonen" op het perceel Bosschendijk 165a, dat voorziet in de bouw van 24 woningen, ten onrechte is vastgesteld. Daartoe voert zij onder meer aan dat deze bestemming, gelet op de eigendomssituatie ter plaatse, niet uitvoerbaar is. Volgens Iris hadden haar gronden de bestemming "Detailhandel" moeten krijgen, nu het vigerende plan "Velletri" ter plaatse ook detailhandel toestaat. Met het verzoek beoogt Iris te voorkomen dat handhavend zal worden opgetreden tegen het bestaande gebruik van de loods voor detailhandel.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het vigerende plan het bestaande gebruik van de loods voor detailhandel niet toestaat en dat het gemeentebestuur voornemens is hiertegen handhavend op te treden.
2.2. In het bestemmingsplan "Velletri" heeft het perceel Bosschendijk 165a gedeeltelijk de bestemming "Tuin en erf III". Op die gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd voor de uitoefening van handels- en ambachtelijke bedrijfsdoeleinden, met inachtneming van de in de planvoorschriften opgenomen voorwaarden.
2.3. Partijen zijn onder meer verdeeld over de vraag of het vigerende plan ter plaatse van het perceel Bosschendijk 165a detailhandel toestaat. Die vraag behoeft gelet op het navolgende thans geen beantwoording.
Voor zover het vigerende plan ter plaatse geen detailhandel toestaat, is Iris niet gebaat bij schorsing, nu hiermee niet het door haar gewenste resultaat wordt gerealiseerd. In dat geval zou immers het plan "Velletri" van kracht blijven. Of de bestemming "Wonen" op het perceel Bosschendijk 165a gelet op de eigendomssituatie uitvoerbaar is, dient nader te worden uitgezocht in de bodemprocedure. Voor zover Iris met dit betoog de bestemming "Detailhandel" beoogt kan zij dat met een schorsing van het bestreden plandeel niet bereiken. Een voorlopige voorziening die daarin zou voorzien is te verstrekkend.
Voor zover het vigerende plan ter plaatse wel detailhandel toestaat en Iris betoogt dat zij ten onrechte in haar detailhandelsmogelijkheden wordt beperkt, overweegt de voorzitter dat op grond van artikel 36, lid 36.2, van de planregels van het voorliggende plan legaal gebruik van gronden en bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestond en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Dit betekent dat het legale gebruik van de loods voor detailhandel onder het overgangsrecht van het voorliggende plan wordt gebracht en derhalve ongewijzigd kan worden voortgezet. Inwerkingtreding van het plan betekent in dat geval dan ook niet dat het college van burgemeester en wethouders handhavend kan optreden tegen detailhandelsactiviteiten.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Bongertman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
709.