ECLI:NL:RVS:2014:2570

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
201401470/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gertrudisdal-Norbertusdreef en de gevolgen voor woongenot en parkeerdruk

Op 9 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Dommelen, en de raad van de gemeente Valkenswaard. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Gertrudisdal-Norbertusdreef", dat op 19 december 2013 door de raad is vastgesteld. [appellant] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest dat de ontwikkeling van 16 woningen met bijbehorende ontsluitingswegen en groenvoorzieningen zijn woongenot onevenredig zal aantasten. Hij betoogt dat de parkeerdruk in de omgeving zal toenemen en dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen bij de vaststelling van het plan.

Tijdens de zitting op 27 mei 2014 zijn zowel [appellant] als de raad vertegenwoordigd. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het plan voldoet aan de parkeernormering en dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. [appellant] heeft echter betoogd dat de raad niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden en dat de voorgestelde ontsluiting van het plangebied tegenover zijn woning leidt tot hinder en verlies van parkeerplaatsen.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoende ruimte biedt voor het benodigde aantal parkeerplaatsen en dat de gekozen ontsluiting niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woongenot van [appellant]. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401470/1/R6.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Dommelen, gemeente Valkenswaard (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Valkenswaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Gertrudisdal-Norbertusdreef" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.J.C.A. van Zitteren, en de raad, vertegenwoordigd door drs. C. Evers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door ing. J.G.A.M. Baken en J.M. Baken-Antonis, gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van 16 woningen met bijbehorende ontsluitingswegen en groenvoorzieningen op een voormalige bedrijfslocatie op de hoek van het Gertrudisdal en de Norbertusdreef te Dommelen, gemeente Valkenswaard. De bestaande (bedrijfs)woning blijft behouden.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] betoogt onevenredig in zijn woongenot te worden aangetast ten gevolge van de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen.
[appellant] betoogt in dat kader allereerst dat de parkeerdruk in de omgeving zal toenemen. Hij voert aan dat drie bestaande parkeerplaatsen in het Gertrudisdal komen te vervallen en dat onduidelijk is op welke wijze de 34 door de raad gestelde te realiseren parkeerplaatsen in het plangebied kunnen worden gerealiseerd. Volgens hem kunnen maximaal 25 parkeerplaatsen op eigen terrein en 7 parkeerplaatsen in het openbare gebied worden gerealiseerd. De raad is volgens [appellant] ten onrechte niet uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan en de minst optimale parkeersituatie. In dat kader voert hij aan dat feitelijk minder parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd dan waarvan bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan, aangezien de planregels het mogelijk maken bij de woning behorende bouwwerken op te richten waardoor minder ruimte overblijft voor het realiseren van de parkeerplaatsen op eigen terrein. Volgens [appellant] biedt de Norbertusdreef geen mogelijkheid om de toename van de parkeerdruk als gevolg van het plan op te lossen.
Daarnaast voert [appellant] aan dat de raad zijn belangen onvoldoende heeft betrokken bij de vaststelling van het plan door de ontsluiting van het plangebied tegenover zijn woning te voorzien. Hierdoor kunnen de drie bestaande parkeerplaatsen tegenover zijn woning niet behouden blijven, aldus [appellant]. Verder vreest hij lichthinder van inschijnende koplampen van auto’s die over de ontsluitingsweg rijden. De raad is volgens [appellant] ten onrechte voorbij gegaan aan de alternatieven die hij heeft voorgesteld, zoals een ontsluitingsstructuur die aanhaakt op de Norbertusdreef. Volgens hem wordt het plangebied thans ook al ontsloten via de Norbertusdreef. Voorts leidt zijn alternatief niet tot het opheffen van de bestaande parkeerplaatsen voor zijn woning en niet tot nieuwe hinder, aldus [appellant].
3.1. De raad stelt dat het plan voldoet aan de parkeernormering, zoals vastgelegd in de Beleidsnota Parkeernormering gemeente Valkenswaard van 19 oktober 2008. Ter onderbouwing verwijst de raad naar een bij het verweerschrift gevoegde inrichtingsschets waarin de benodigde parkeerplaatsen zijn weergegeven. De raad stelt dat het plan ertoe leidt dat twee parkeerplaatsen tegenover de woning van [appellant] niet behouden kunnen blijven vanwege de kruising van het Gertrudisdal met de in het plan voorziene nieuwe ontsluitingsweg op die locatie. Volgens de raad kunnen deze parkeerplaatsen in het plangebied worden gecompenseerd, aangezien het plan een positieve parkeerbalans kent van vier tot zes parkeerplaatsen. De raad stelt verder dat [appellant] zijn beroepsgronden over het aantal parkeerplaatsen niet in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht en dat deze daarom buiten beschouwing moeten blijven. Over de ontsluiting van het plangebied stelt de raad dat de door [appellant] aangedragen ontsluiting op de Norbertusdreef verkeerstechnisch niet ideaal is vanwege het feit dat er dan binnen enkele tientallen meters twee ontsluitingswegen zijn gelegen. Daarnaast is het vanwege stedenbouwkundige redenen niet wenselijk om het plangebied te ontsluiten via de Norbertusdreef, omdat dan veel achter- en zijkanten van de woningen naar de centrale openbare ruimte in het plangebied zullen zijn gericht. Dit kan op termijn gaan zorgen voor een rommelig beeld wanneer bijgebouwen en schuttingen worden geplaatst, aldus de raad. Met betrekking tot de hinder vanwege de ontsluiting op het Gertrudisdal ter plaatse van de woning van [appellant] stelt de raad dat zeven woningen aan de nieuwe ontsluitingsweg zijn gelegen. Volgens de raad is berekend dat gemiddeld 60 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal zullen ontstaan op de nieuwe ontsluitingsweg. Alleen in de wintermaanden is volgens de raad aannemelijk dat enige hinder wordt ondervonden van het verkeer dat voor zonsopkomst de nieuwe straat uitrijdt. ’s Avonds zal het meeste verkeer juist de straat inrijden, aldus de raad. Daarbij brengt de raad naar voren dat koplampen in principe altijd enkele graden naar beneden zijn gericht om verblinding van tegenliggers te voorkomen. De raad acht dat vanwege het geringe aantal woningen aan de voorziene ontsluitingsweg en het daarbij behorende aantal motorvoertuigen geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woongenot.
3.2. Voor zover de raad naar voren heeft gebracht dat het beroep van [appellant] over het aantal parkeerplaatsen niet-ontvankelijk is, omdat [appellant] deze grond eerst in beroep heeft aangevoerd, overweegt de Afdeling als volgt. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. [appellant] heeft in zijn zienswijze de gevolgen van de uitvoering van het plan voor het parkeren aan de orde gesteld. Daarmee mag [appellant] in beroep met nieuwe argumenten over het parkeren komen. Gelet hierop is het beroep in zijn geheel ontvankelijk.
3.3. In de plantoelichting is berekend dat op grond van de parkeernormen, zoals opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormering gemeente Valkenswaard, van 19 oktober 2008, maximaal 28 tot 30 parkeerplaatsen benodigd zijn. Deze berekening wordt door [appellant] niet betwist. Volgens de plantoelichting gebeurt parkeren zowel op het eigen terrein als in de nieuwe ontstane openbare ruimte. Er komen openbare parkeerplaatsen langs het Gertrudisdal, aldus de plantoelichting. In aanvulling daarop heeft de raad aan de hand van een inrichtingsschets toegelicht dat maximaal 16 woningen in het plangebied kunnen worden gerealiseerd. De voorziene woningen aan de Norbertusdreef hebben de mogelijkheid om twee achter elkaar liggende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Daarnaast is het volgens de raad bij een aantal woningen mogelijk een dubbele oprit met twee parkeerplaatsen naast elkaar te realiseren. Voorts is ter zitting naar voren gebracht dat vier parkeerplaatsen in het Gertrudisdal kunnen worden gerealiseerd en dat ter plaatse twee parkeerplaatsen verdwijnen. Verder heeft de raad naar voren gebracht dat bij de omgevingsvergunning voor bouwen getoetst zal moeten worden aan de gemeentelijke Bouwverordening, waarin in artikel 2.5.30 is bepaald dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
3.4. De Afdeling stelt vast dat het plan binnen de bestemmingen "Wonen" en "Verkeer" de realisatie van parkeervoorzieningen mogelijk maakt. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de in de plantoelichting en de ter zitting gegeven toelichting over de mogelijk te realiseren parkeerplaatsen in het plangebied. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoende ruimte biedt voor het benodigde aantal parkeerplaatsen en dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare parkeerdruk. Voor zover [appellant] betoogt dat niet vaststaat hoeveel parkeerplaatsen feitelijk gerealiseerd zullen worden, overweegt de Afdeling dat dit ziet op de uitvoering van het plan en daarom in deze procedure niet aan de orde kan komen.
3.5. De raad dient bij de keuze van de bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die belangenafweging te worden meegenomen.
3.6. De ontsluiting van het plangebied is voorzien tegenover de woning van [appellant]. De keuze van de raad voor deze ligging van de ontsluitingsweg acht de Afdeling, gelet op de door de raad gegeven uiteenzetting over de nadelen die verbonden zijn aan een ontsluiting via de Norbertusdreef, niet onredelijk. Niet in geding is dat het gebruik van de voorziene ontsluitingsweg zal kunnen leiden tot lichtoverlast in de vorm van inschijnen van koplampen. Echter naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet gaat om onevenredige lichthinder. Daarbij betrekt de Afdeling dat uit de niet betwiste berekening van het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal over deze weg volgt dat het om een betrekkelijk gering aantal motorvoertuigen per etmaal gaat.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid bij de in het plan voorziene ontsluiting van het plangebied dan aan de belangen van [appellant].
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
590.