201307744/1/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Veessen, gemeente Heerde,
en
de raad van de gemeente Heerde,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van17 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2014, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor een gedeelte van het buitengebied van de gemeente Heerde. Het plan is conserverend van aard en sluit zoveel mogelijk aan bij de feitelijke situatie.
3. [appellant] betoogt dat zijn perceel [locatie A] in het plan ten onrechte een woonbestemming heeft gekregen in plaats van een agrarische bestemming, zoals in het voorheen geldende bestemmingsplan. Hij houdt op dit perceel schapen en heeft de intentie Brandrode koeien te gaan houden zodra hij meer gronden tot zijn beschikking heeft. Verder betoogt [appellant] dat zijn perceel [locatie B] in het plan ten onrechte een woonbestemming heeft gekregen. Hij vreest dat hij daardoor op dat perceel geen gebruik kan maken van de Rood voor Rood regeling.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming niet in de weg staat aan de plannen van [appellant]. Hij voert aan dat op perceel [locatie] geen agrarisch bedrijf is gevestigd. Het aantal schapen dat wordt gehouden, valt volgens de raad onder een hobbymatige activiteit. Daarnaast kan volgens de raad op perceel [locatie B] gebruik worden gemaakt van de Rood voor Rood regeling, ook wanneer een aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" is toegekend.
3.2. Aan het perceel [locatie] is in het plan overwegend de bestemming "Agrarisch" en deels rond de bestaande woning de bestemming "Wonen" toegekend. Aan het perceel [locatie B] is de bestemming "Agrarisch" en daarnaast voor een deel van het perceel de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" toegekend.
Ingevolge artikel 10, lid 10.1 van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
1. Het wonen in woonhuizen;
[…]
6. Agrarische hobbybedrijven.
3.3. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
3.4. De raad heeft het perceel [locatie] na onderzoek overeenkomstig de feitelijke situatie bestemd. Daarbij heeft hij geconstateerd dat op het perceel sprake is van een woonfunctie met daaraan ondergeschikt hobbymatig agrarisch gebruik.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van de vaststelling van het plan op de gronden behorende bij het perceel [locatie] anders dan als agrarisch hobbybedrijf activiteiten van agrarische aard uitoefende. Evenmin is gebleken dat hij ten tijde van het vaststellen van het plan een concreet plan had om op de gronden behorende bij dat perceel Brandrode koeien te gaan houden. Ter zitting heeft [appellant] bevestigd dat hij ter plaatse geen agrarische bedrijf uitoefent en dat zijn plannen met betrekking tot Brandrode koeien nog niet concreet zijn.
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Wonen" kunnen toekennen aan het perceel [locatie].
Het betoog faalt.
3.5. De raad heeft ook het perceel [locatie B] na onderzoek overeenkomstig de feitelijke situatie bestemd. Daarbij heeft hij geconstateerd dat op het perceel geen agrarisch bedrijf is gevestigd. In het verweerschrift heef de raad gesteld dat het perceel de voormalige afgesplitste tweede bedrijfswoning betreft. [appellant] heeft vorenstaande niet weersproken. De raad heeft voorts onweersproken gesteld dat de toegekende bestemming en aanduiding niet aan de toepassing van de Rood voor Rood regeling in de weg staat. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" kunnen toekennen aan het perceel [locatie B].
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
12-815.