ECLI:NL:RVS:2014:2500

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
201300549/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Elzenstraat 16 en 16a vastgesteld door de raad van de gemeente Mook en Middelaar

Op 9 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen appellanten, wonend te Middelaar, en de raad van de gemeente Mook en Middelaar. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 25 oktober 2012, waarbij het bestemmingsplan "Elzenstraat 16 en 16a" werd vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De Afdeling heeft in een tussenuitspraak van 24 december 2013 de raad opgedragen om binnen 16 weken het gebrek in het besluit te herstellen. De raad heeft hierop gereageerd met een nieuw besluit op 27 februari 2014, waarin het bestemmingsplan opnieuw en gewijzigd is vastgesteld.

De Afdeling heeft in haar uitspraak overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen, maar dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. In de tussenuitspraak werd vastgesteld dat het oorspronkelijke besluit niet zorgvuldig was voorbereid, omdat delen van het landschapsplan over de gronden van appellanten lagen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het besluit van 25 oktober 2012 in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft dit besluit vernietigd.

Het herstelplan dat op 27 februari 2014 is vastgesteld, bevat een herzien landschapsplan dat niet meer over de gronden van appellanten ligt. De Afdeling heeft het beroep tegen dit herstelplan ongegrond verklaard, omdat de raad niet verplicht was om de bestaande groenvoorziening aan de zuidoostzijde van de gronden aan de Elzenstraat 16 in stand te houden. De proceskosten zijn toegewezen aan appellanten, en de raad is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.

Uitspraak

201300549/2/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Middelaar, gemeente Mook en Middelaar,
en
de raad van de gemeente Mook en Middelaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2012, kenmerk 12-34, heeft de raad het bestemmingsplan "Elzenstraat 16 en 16a" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. V.A.C.M. Vonk, en de raad, vertegenwoordigd door drs. T. Onderstal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 december 2013 in zaak nr. 201300549/1/R2 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending daarvan het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 27 februari 2014 heeft de raad het plan opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelplan).
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het besluit van 25 oktober 2012
2. De Afdeling heeft in rechtsoverweging 12.2 van de tussenuitspraak overwogen dat de contour waarbinnen volgens de legenda van het landschapsplan landschappelijke inpassing plaatsvindt, deels over de gronden van [appellant] ligt. Nu de raad ter zitting heeft toegelicht dat niet is beoogd de mogelijkheid tot het realiseren van het bedoelde gebruik mede afhankelijk te stellen van de uitvoering en instandhouding van het landschapsplan voor zover dat betrekking heeft op de gronden van [appellant], moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit van 25 oktober 2012, wat betreft het landschapsplan, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Dit besluit is derhalve in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Gelet hierop is het beroep van [appellant] tegen dit besluit van gegrond. Het besluit van 25 oktober 2012 dient te worden vernietigd.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van rechtsoverweging 12.2 van de tussenuitspraak bij besluit het plan opnieuw en gewijzigd vast te stellen met een gewijzigd landschapsplan dat geen betrekking heeft op de gronden van [appellant].
Het besluit van 27 februari 2014
4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 27 februari 2014 het herstelplan vastgesteld. Als bijlage bij het herstelplan is een herzien landschapsplan gevoegd. De contour waarbinnen volgens de legenda van dit herziene landschapsplan landschappelijke inpassing plaatsvindt, ligt niet meer over de gronden van [appellant].
Daarnaast is in artikel 3.4.2 van de planregels van het herstelplan bepaald dat gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan mits onder meer wordt voldaan aan de voorwaarde dat fase 1 van het landschapsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van het plan is uitgevoerd binnen twee jaar nadat het plan onherroepelijk is geworden en als zodanig in stand zal worden gehouden.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van [appellant] van rechtswege mede betrekking op het besluit van 27 februari 2014.
6. Jansen betoogt dat het herstelplan tevens erin dient te voorzien dat de bestaande groenvoorziening aan de zuidoostzijde van de gronden betreffende de Elzenstraat 16, die geen deel uitmaakt van fase 1 van het landschapsplan, in stand wordt gehouden. Hij wijst erop dat zijn perceel grenst aan de Elzenstraat 16, zodat deze groenvoorziening afscherming biedt tegen het intensievere gebruik van de gronden binnen het plangebied, waaronder de verkeersbewegingen die daarop plaatsvinden.
6.1. Aannemelijk is dat [appellant] meer effect van het gebruik van de naast zijn perceel gelegen gronden zal ondervinden indien de bestaande groenvoorziening aan de zuidoostzijde van de gronden aan de Elzenstraat 16 niet wordt gehandhaafd. Volgens het raadsvoorstel ligt de betreffende groenvoorziening echter voor het overgrote deel op gronden die in eigendom zijn van [appellant]. Derhalve hebben de eigenaren van de gronden aan de Elzenstraat 16 en 16A het niet in hun macht om deze groenvoorziening in stand te houden. Reeds hierom heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om in het plan de eis op te nemen dat de bestaande groenvoorziening aan de zuidoostzijde van de gronden aan de Elzenstraat 16 in stand wordt gehouden.
Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 27 februari 2014 ongegrond.
Proceskosten
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Mook en Middelaar van 25 oktober 2012, kenmerk 12-34, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Mook en Middelaar van 25 oktober 2012, kenmerk 12-34;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Mook en Middelaar van 27 februari 2014 ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Mook en Middelaar tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.217,50 (zegge: twaalfhonderdzeventien euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Mook en Middelaar aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Baaren
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
579-743.