201306548/1/A3.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Schagen (voorheen: de burgemeester van Zijpe),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 juni 2013 in zaak nr. 12/1854 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2011 heeft de burgemeester van Zijpe een noodbevel op grond van artikel 175 van de Gemeentewet uitgevaardigd.
Bij besluit van 18 juli 2012 heeft de burgemeester van Zijpe het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 juni 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 juli 2012 vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De burgemeester heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2013, waar [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van afdeling 2.3 in acht worden genomen.
Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.
Ingevolge het vierde lid deelt het bestuursorgaan een weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk aan de afzender mede.
Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder b, kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester het bezwaar van [wederpartij] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens haar heeft [wederpartij] met het door hem overgelegde verzendrapport de verzending per fax van zijn bezwaarschrift op 9 januari 2012 naar het op het briefpapier van de burgemeester vermelde faxnummer voldoende aannemelijk gemaakt. De burgemeester is er volgens de rechtbank niet in geslaagd de ontvangst van die fax op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Het bestuursorgaan mag een bezwaar eerst niet-ontvankelijk verklaren vanwege de omstandigheid dat de elektronische weg niet is opengesteld, nadat het op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb een herstelmogelijkheid aan de indiener heeft geboden. In het midden kan blijven of de burgemeester de elektronische weg heeft opengesteld, omdat hij thans over een schriftelijke versie van het bezwaarschrift beschikt, zodat het bieden van een herstelmogelijkheid niet meer aan de orde is, aldus de rechtbank.
3. De burgemeester betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [wederpartij] de verzending van het bezwaarschrift op 9 januari 2012 aannemelijk heeft gemaakt door het overleggen van een verzendrapport met daarop de melding ‘OK’. Volgens de burgemeester is het verzendrapport slechts een indicatie dat het faxbericht is verzonden, maar vormt het geen sluitend bewijs dat hij het bericht in goede orde heeft ontvangen. Voor zover [wederpartij] al aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bezwaarschrift op 9 januari 2012 per fax heeft verzonden, kan de burgemeester niet worden verweten dat hij de ontvangst van het bezwaarschrift niet op een niet ongeloofwaardige wijze heeft ontkend. Daartoe voert de burgemeester aan dat de elektronische weg niet was opengesteld, zodat van hem niet kan worden verwacht dat hij activiteitenrapporten bewaart. Voorts is volgens hem het feit dat [wederpartij] geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen een indicatie dat hij het bezwaarschrift niet heeft ontvangen. Nu geen ontvangstbevestiging is verzonden en [wederpartij] pas na zes maanden heeft gerappelleerd dient de indiening van het bezwaarschrift per fax voor zijn risico te komen, aldus de burgemeester.
3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het ervoor moet worden gehouden dat de burgemeester het bezwaarschrift van [wederpartij] heeft ontvangen. [wederpartij] heeft een verzendrapport overgelegd waaruit volgt dat hij op 9 januari 2012 een faxbericht heeft verstuurd naar het faxnummer van de burgemeester. Op dat rapport is bij ‘resultaat’ vermeld ‘OK’. [wederpartij] heeft aldus aannemelijk gemaakt dat hij het bezwaarschrift naar de burgemeester heeft verzonden. De Afdeling sluit daarmee aan bij haar uitspraak van 6 november 2013 in zaak nr. 201210976/1/A3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het vervolgens aan de burgemeester is de ontvangst van het faxbericht op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester daarin niet is geslaagd. De enkele stelling van de burgemeester dat hij de fax niet heeft ontvangen, zonder dat hij ter staving van die stelling een overzicht van de op die dag ontvangen faxberichten heeft overgelegd, kan niet worden aangemerkt als een niet ongeloofwaardige ontkenning van ontvangst. Voor zover de burgemeester heeft betoogd dat hij de elektronische weg niet heeft opengesteld voor de indiening van bezwaarschriften, zodat van hem niet kan worden verlangd dat hij activiteitenrapporten van ontvangen faxberichten overlegt, heeft de rechtbank daarin terecht geen aanleiding gezien voor een andersluidend oordeel. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat van een bestuursorgaan mag worden verwacht dat het onder meer met het oog op mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures zijn organisatie zodanig inricht dat informatie gedurende langere tijd beschikbaar is. Dat de burgemeester geen ontvangstbevestiging heeft verstuurd, hetgeen volgens hem een indicatie is dat hij de fax nimmer heeft ontvangen, kan evenmin als een niet ongeloofwaardige ontkenning van ontvangst worden aangemerkt, nu er ook andere oorzaken kunnen bestaan voor het niet verzenden van een ontvangstbevestiging. Voor zover de burgemeester voorts heeft betoogd dat de rappelbrief van [wederpartij] pas zes maanden na verzending van het bezwaarschrift per fax is verstuurd, hetgeen volgens hem er mede toe heeft geleid dat hij geen activiteitenrapporten meer heeft om de ontvangst daarvan op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen, heeft de rechtbank daarin evenmin aanleiding hoeven zien voor een andersluidend oordeel. Daartoe acht de Afdeling van belang dat de burgemeester ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat hij activiteitenrapporten slechts op informele wijze bewaart en voor het bewaren van die rapporten geen protocol bestaat. Voorts laat de omstandigheid dat [wederpartij] pas na zes maanden heeft gerappelleerd onverlet dat het aan het bestuursorgaan is dat stelt de fax niet te hebben ontvangen om het niet ontvangen daarvan aannemelijk te maken. Het tijdsverloop is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het niet kunnen overleggen van activiteitenrapporten niet voor risico van de burgemeester dient te komen.
Het betoog faalt.
4. De burgemeester betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een bezwaar eerst niet-ontvankelijk mag worden verklaard wegens de omstandigheid dat het bestuursorgaan de elektronische weg niet heeft opengesteld, nadat het op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb een herstelmogelijkheid aan de indiener heeft geboden. Daartoe voert hij aan dat het bieden van herstel niet mogelijk is indien een bericht niet is ontvangen.
4.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat indien een bij een bestuursorgaan ingekomen fax een bezwaar- of administratief beroepschrift bevat waarop het bestuursorgaan bevoegd is te beslissen, dit bezwaar of administratief beroep eerst niet-ontvankelijk mag worden verklaard wegens de omstandigheid dat het bestuursorgaan de elektronische weg niet heeft opengesteld nadat het op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb een herstelmogelijkheid aan de indiener heeft geboden. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2012 in zaak nr. 201102653/1/R1. Nu de burgemeester [wederpartij] niet in de gelegenheid heeft gesteld bij wijze van verzuimherstel het langs elektronische weg ingediende bezwaarschrift alsnog op niet elektronische wijze in te dienen, kan [wederpartij] redelijkerwijs niet worden verweten dat hij niet tijdig een bezwaarschrift over het door de burgemeester afgegeven noodbevel naar voren heeft gebracht. Voor zover de burgemeester heeft betoogd dat geen gelegenheid tot verzuimherstel kon worden geboden, omdat hij het bezwaarschrift niet had ontvangen, verwijst de Afdeling naar het onder 3.1 overwogene dat het ervoor moet worden gehouden dat de burgemeester de fax heeft ontvangen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat die gelegenheid thans niet meer hoeft te worden geboden, omdat de burgemeester al over een schriftelijke versie van het bezwaarschrift beschikt.
Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de burgemeester het bezwaar van [wederpartij] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de burgemeester van Schagen tot vergoeding van de bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van de burgemeester van Schagen een griffierecht van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
176-721.