201404246/2/A1.
Datum uitspraak: 26 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Lochem,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 april 2014 in zaak nr. 12/1312 in het geding tussen:
[wederpartij A] en [wederpartij B], beiden wonend te Laren (hierna tezamen en in enkelvoud: [wederpartij]),
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van twee aarden wallen met beplanting op het perceel [locatie] te Laren.
Bij besluit van 10 juli 2012 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit gedeeltelijk herroepen.
Bij uitspraak van 17 april 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 juli 2012 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [wederpartij] een schriftelijke uiteenzetting met betrekking tot het verzoek gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek aan de orde gesteld ter zitting van 19 juni 2014.
Overwegingen
1. Het door het college gedane verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit op het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 24 januari 2012 hoeft te nemen.
2. [wederpartij] heeft in de schriftelijke uiteenzetting van 11 juni 2014 kenbaar gemaakt ermee in te kunnen stemmen dat het college de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak afwacht alvorens een nieuw besluit op zijn bezwaren te nemen. Nu de belangen van [wederpartij] zich niet verzetten tegen inwilliging van voormeld verzoek om voorlopige voorziening en, nu de aarden wallen reeds zijn aangelegd, evenmin anderszins is gebleken van belangen die er in dit geval toe nopen dat aan de door het college gemotiveerd bestreden uitspraak van de rechtbank niettemin gevolg wordt gegeven, wordt het verzoek toegewezen. De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Lochem geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2014
604.