ECLI:NL:RVS:2014:2465

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
201403810/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Woningbouw Beatrixstraat

Op 11 maart 2014 heeft de raad van de gemeente Horst aan de Maas het bestemmingsplan "Woningbouw Beatrixstraat" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, wonend te Ouderkerk aan de Amstel, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 17 juni 2014 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker en de raad vertegenwoordigd door T.J.P.H. Raassens aanwezig waren.

In de overwegingen van de voorzitter werd vastgesteld dat verzoeker eigenaar is van een perceel in het buitengebied van Sevenum, op ongeveer 1,6 kilometer afstand van het plangebied. Verzoeker stelde dat hij van plan is om vier woningen op zijn perceel te realiseren, die bedoeld zijn voor hetzelfde marktsegment als de woningen in het bestemmingsplan. Hij claimde dat hij als concurrent belanghebbende is bij het bestemmingsplan. De voorzitter was echter niet overtuigd dat verzoeker in de bodemprocedure als belanghebbende zal worden aangemerkt, omdat zijn plannen onvoldoende concreet waren.

Verzoeker gaf aan niet tegen de woningbouwontwikkeling te zijn, maar dat hij een juiste bijdrage aan het gemeentelijke kwaliteitsfonds wenste. De voorzitter oordeelde dat een eventuele onjuiste bijdrage aan het kwaliteitsfonds later gecorrigeerd kan worden en dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat het bestemmingsplan financieel niet uitvoerbaar zou zijn. Daarom was er geen spoedeisend belang bij het verzoek.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2014.

Uitspraak

201403810/2/R1.
Datum uitspraak: 26 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Amstelveen,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Beatrixstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2014, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door T.J.P.H. Raassens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in woningbouwontwikkeling op een locatie tussen de Beatrixstraat en de Staarterstraat in Sevenum.
3. Vast staat dat [verzoeker] eigenaar is van een perceel in het buitengebied van Sevenum gelegen op een afstand van ongeveer 1,6 kilometer van het plangebied. [verzoeker] heeft aangevoerd dat hij van plan is om op zijn perceel vier koop- of huurwoningen op te richten. Deze woningen zijn bedoeld voor hetzelfde marktsegment als de in het bestemmingsplan voorziene woningen en liggen binnen hetzelfde verzorgingsgebied, aldus [verzoeker]. Volgens [verzoeker] is hij om die reden in de hoedanigheid van concurrent belanghebbende bij het bestemmingsplan.
4. De voorzitter is er niet van overtuigd dat [verzoeker] in de bodemprocedure als belanghebbende bij het bestemmingsplan zal worden aangemerkt. Dat [verzoeker] het plan heeft om woningen op zijn perceel op te richten is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onvoldoende concreet om hem als concurrent van de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling aan te merken.
5. [verzoeker] heeft voorts toegelicht dat hij niet tegen de voorziene woningbouwontwikkeling is, maar dat het hem er om is te doen dat hiervoor een juiste bijdrage wordt geleverd aan het gemeentelijke kwaliteitsfonds. Niet valt in te zien dat een eventuele onjuiste bijdrage aan het kwaliteitsfonds niet op een later moment, na inwerkingtreding van het bestemmingsplan, kan worden gecorrigeerd. Dat de raad mogelijk een te lage bijdrage aan het kwaliteitsfonds in rekening heeft gebracht, wat hier verder ook van zij, biedt derhalve geen aanleiding om het bestemmingsplan te schorsen. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan vanwege een eventuele onjuiste bijdrage niet financieel uitvoerbaar zou zijn. Naar het oordeel van de voorzitter is derhalve met het verzoek ook geen spoedeisend belang gemoeid.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2014
523.