ECLI:NL:RVS:2014:2452

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
201402773/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Jazz City te Roermond op verzoek van belanghebbenden

Op 20 februari 2014 heeft de raad van de gemeente Roermond het bestemmingsplan "Jazz City" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben belanghebbenden, waaronder [verzoeker] en anderen, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 3 juni 2014 ter zitting behandeld. De partijen die aanwezig waren, omvatten vertegenwoordigers van de verzoekers, de raad van de gemeente Roermond, en verschillende ontwikkelaars, waaronder Jazz City B.V. en Mge Rb Roermond Phase 4 B.V.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad en de ontwikkelaars betoogden dat het beroep van de verzoekers niet-ontvankelijk was, omdat zij geen rechtspersonen zijn of geen belanghebbenden bij het plan. De voorzitter concludeerde echter dat er voldoende aanwijzingen zijn dat ten minste één indiener van het beroepschrift als rechtspersoon kan worden aangemerkt en als belanghebbende kan worden beschouwd.

De verzoekers stelden dat het bestemmingsplan niet voldoet aan de vereisten van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), specifiek dat het plan niet voorziet in een actuele regionale behoefte. De voorzitter merkte op dat er twijfels bestaan over de redelijkheid van de raad's standpunt en dat er nader onderzoek nodig is om de zaak te beoordelen. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, besloot de voorzitter om het besluit van de raad van de gemeente Roermond te schorsen.

In de beslissing werd de raad van de gemeente Roermond veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 juni 2014.

Uitspraak

201402773/2/R6.
Datum uitspraak: 24 juni 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en andere, alle gevestigd te Roermond, dan wel gevestigd te Herten, gemeente Roermond,
en
de raad van de gemeente Roermond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Jazz City" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juni 2014, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [directeur] van [verzoeker] en mr. H.M.J.G. Neelis, werkzaam bij Neelis Omgevingsjuristen, en de raad, vertegenwoordigd door L.Y. de Wild - van den Berg, bijgestaan door mr. M. van Nistelroij, advocaat te Venlo, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Jazz City B.V. en Mge Rb Roermond Phase 4 B.V., vertegenwoordigd door drs. L.M.M. van Horen onderscheidenlijk M. Bauwers, beiden werkzaam bij de desbetreffende vennootschappen, bijgestaan door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en de stichting Stichting Roermond Parking, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers (hierna tezamen: ontwikkelaars).
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een gedeelte van het bedrijventerrein Willem-Alexander in Roermond tot een gemengd gebied met onder meer een uitbreiding van het Designer Outlet Centre en 330 woningen.
3. De raad en ontwikkelaars stellen zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat [verzoeker] en anderen niet als rechtspersonen bestaan dan wel geen belanghebbenden zijn bij het plan.
4. Deze procedure leent zich niet voor een definitieve beantwoording van de vraag of het beroep van [verzoeker] en anderen ontvankelijk is. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen bestaat op voorhand de verwachting dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat in elk geval een indiener van het beroepschrift als rechtspersoon bestaat en als belanghebbende kan worden aangemerkt. Derhalve bestaat geen aanleiding om het verzoek reeds af te wijzen vanwege het door de raad en ontwikkelaars gestelde over de ontvankelijkheid.
5. [verzoeker] en anderen betogen dat het uitgangspunt van de raad dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is gebaseerd op ondeugdelijk onderzoek. Het verzoek strekt tot schorsing van het plan totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan, teneinde onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
6. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de voorwaarde dat er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt verstaan onder stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
7. De voorzitter gaat er voorshands van uit dat de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, waaronder de bouw van 330 nieuwe woningen, moet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Dit brengt ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro onder meer met zich dat met het oog op zorgvuldig ruimtegebruik in de plantoelichting inzichtelijk moet zijn gemaakt dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
8. Hoewel [verzoeker] en anderen hun beroep niet met een tegenrapport hebben onderbouwd, bestaat in hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd enige twijfel of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. In dit kader is onder meer aangevoerd dat in de Regionale Woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 staat dat voor het stedelijk gebied een overcapaciteit aan plannen voor huurappartementen bestaat en de plancapaciteit voor woningen tot 2014 met 720 dient te worden verminderd. Voorts valt niet uit te sluiten dat het voorziene Designer Outlet Centre en de 330 woningen leiden tot een vergroting van de leegstand van winkelpanden en woningen in de binnenstad. Gelet op de hierover gerezen twijfel, de complexiteit van de betogen en de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling, vergt de beoordeling van de zaak nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
9. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
10. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Roermond van 20 februari 2014, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Jazz City";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Roermond tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Roermond aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Hupkes
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2014
635.